Vermolenweg te Geesteren gemeente Tubbergen

DOI

In oktober 2009 is in opdracht van de gemeente Tubbergen door Ingenieursbureau Oranjewoud BV een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op een locatie aan de Vermolenweg te Geesteren, gemeente Tubbergen (Overijssel). De aanleiding voor het archeologisch onderzoek is de geplande herinrichting van het gebied: in het plangebied zal in de toekomst een bedrijventerrein worden gerealiseerd. Bij de ruimtelijke onderbouwing in het kader van het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dienen ook de eventueel aanwezige archeologische waarden in het gebied te worden onderzocht. Een archeologisch onderzoek dat in het kader van ruimtelijke onderbouwing plaatsvindt, past als onderzoeksstrategie binnen de zogenaamde Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Deze cyclus wordt toegelicht in bijlage 2. Doel van het onderhavige onderzoek is het opstellen van een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel en het formuleren van aanbevelingen voor de wijze waarop met eventueel aanwezige archeologische waarden dient te worden omgegaan. Het gespecificeerde verwachtingsmodel is vervolgens getoetst door middel van een inventariserend veldonderzoek. Op basis van het verwachtingsmodel uit het bureauonderzoek luidde de verwachting dat zich binnen het plangebied een met dekzand bedekte grondmorenerug zou bevinden en dat hier een cultuurdek (esdek) aanwezig zouden zijn. Het veldonderzoek heeft de aanwezigheid hiervan bevestigd. Echter, het blijkt dat de oorspronkelijk aanwezige bodemhorizonten, alsmede de top van de C-horizont, (volledig) zijn opgenomen in de bovengrond. De ondergrond is derhalve niet genoeg beschermd geweest tegen agrarische werkzaamheden. Dit heeft deels te maken met de dunheid van het aangetroffen cultuurdek, waardoor agrarische werkzaamheden makkelijker de onderliggende lagen kunnen verstoren. De geringe dikte van dit dek suggereert bovendien dat het gebied pas laat, mogelijk pas in de Late Middeleeuwen of zelfs de Nieuwe tijd, is ontgonnen en in cultuur gebracht is. De geringe dikte en late ontginningstijdstip is echter niet per definitie gerelateerd aan de trefkans; op heidevelden kunnen toch vaak archeologische resten tot aan de Vroege IJzertijd zijn gelegen (zoals grafheuvels/urnenvelden en nederzettingen). Daarnaast luidde de verwachting dat zich binnen het plangebied mogelijk archeologische waarden zouden kunnen bevinden uit de periode vanaf het Laat Paleolithicum/Mesolithicum, en dat eventueel aanwezige waarden door de aanwezigheid van een beschermend esdek nog (deels) intact aanwezig zouden kunnen zijn. Er zijn echter in zowel de boorkernen als aan het oppervlak geen archeologische waarden aangetroffen die hierop kunnen wijzen. En hoewel het niet kan worden uitgesloten, wordt de kans op de aanwezigheid van resten van diep ingegraven sporen ook niet hoog ingeschat, aangezien het bodemprofiel tot ver in de C-horizont is verstoord. Derhalve wordt de kans op de aanwezigheid van (deels) intacte archeologische waarden binnen het plangebied laag ingeschat. Aanbevelingen Op basis van de resultaten van veldonderzoek wordt geadviseerd om de verwachtingswaarde van het plangebied naar beneden toe bij te stellen, dat wil zeggen om te zetten in een lage verwachtingswaarde, en wel om de volgende redenen: 1. Het bodemprofiel is tot in de C-horizont verstoord; 2. Er is geen intacte podzol meer aanwezig; 3. Er zijn geen archeologische waarden aangetroffen, ondanks het feit dat ten noorden enkele archeologische vindplaatsen zijn aangetroffen. Het onderzoek betrof echter een verkennend booronderzoek dat niet zozeer is gericht op het bepalen van de aan- of afwezigheid van archeologische resten maar meer op de bodemkwaliteit (gaafheid). Hoewel niet geheel kan worden uitgesloten dat zich binnen het plangebied nog (diep) ingegraven sporen bevinden, is er ons inziens gezien de bovenstaande redenen te weinig aanleiding om nader (proefsleuven)onderzoek te rechtvaardigen. Dientengevolge wordt geadviseerd om het plangebied voor wat betreft archeologie vrij te geven ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling. Advies voor vervolgonderzoek Geadviseerd wordt om het plangebied voor wat betreft archeologie vrij te geven (nader archeologisch onderzoek wordt niet nodig geacht). De implementatie van bovenstaande aanbevelingen is afhankelijk van het oordeel van het bevoegd gezag, in dezen de gemeente Tubbergen. Op 8 januari 2010 heeft de regioarcheoloog van Twente, de heer J.A.M. Oude Rengerink, laten weten namens de gemeente Tubbergen akkoord te gaan met de conclusies en aanbevelingen. Ook voor vrijgegeven (delen van) plangebieden bestaat altijd de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen. Het betreft dan vaak kleine sporen of resten die niet door middel van een booronderzoek kunnen worden opgespoord. Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 dient zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de Minister (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: ARCHISmeldpunt, telefoon 033-4227682. Een vondstmelding bij de gemeentelijk of provinciaal archeoloog kan ook. Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. Almere, oktober 2009 Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) versie 3.1.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-xuw-qpaf
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-xuw-qpaf
Provenance
Creator P. Teekens; A. Spoelstra
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor M.H. Arkema; Oranjewoud BV
Publication Year 2020
Rights CC-BY-ND-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by-nd/4.0
OpenAccess true
Contact M.H. Arkema (Gemeente Utrecht)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/pdf; text/xml
Size 1507371; 8616; 8852; 864; 2381
Version 1.0
Discipline Humanities