In opdracht van SIMA B.V. heeft RAAP in april 2025 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Kerklaan 25 te Moordrecht in de gemeente Zuidplas. Het onderzoek vond plaats in het kader van een omgevingsvergunning.
Op grond van de onderzoeksresultaten en onder verwijzing naar de doelstellingen, kunnen de volgende uitspraken worden gedaan:
• De top van het landschap uit de ijstijd is ter plaatse van het plangebied geërodeerd door latere getij/rivieractiviteit. Er is geen sprake meer van een archeologische verwachting voor de aanwezigheid van resten van tijdelijke kampementen van jager-verzamelaars uit de oude steentijd.
• Rond 9 m -mv bevindt zich het niveau van de Holocene afzettingen van de stroomgordel van Gouderak. Hier geldt een niet goed nader te specificeren verwachting voor de aanwezigheid van resten van tijdelijke kampementen van jager-verzamelaars uit de midden steentijd.
• Vanaf de nieuwe steentijd tot aan de late ijzertijd lag het plangebied in een uitgestrekt en drassig veengebied dat ongeschikt was voor bewoning. De archeologische verwachting voor deze periode is laag.
• Vanaf de late ijzertijd en daarna lag het plangebied in de kom van de Hollandscha IJssel. Ook dit gebied was waarschijnlijk te drassig om te bewonen.
• In de late middeleeuwen wordt het gebied in cultuur genomen en vanaf 1200 wordt het bedijkt. Vanaf deze periode is zeker sprake van een hoge verwachting op de aanwezigheid van resten van bewoning.
• Het plangebied is momenteel bebouwd door een pand uit 1780. Archeologische resten in de bodem zullen dus van daarvoor dateren.
• Afgezien van de sloop van het pand zijn momenteel nog geen andere geplande bouwactiviteiten bekend, laat staan details over bodemingrepen.
Op basis van de resultaten van het onderzoek blijkt dat in het plangebied (mogelijk) archeologische resten bedreigd worden door de voorgenomen bodemingrepen. Daarom wordt geadviseerd om de plannen zodanig aan te passen dat verstoring wordt voorkomen. Dat kan door de sloop van het pand niet dieper te laten uitvoeren dan maaiveld. Eventueel zal de fundering dan moeten blijven zitten.
Indien planaanpassing niet mogelijk is, wordt archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen, bij voorkeur voorafgaand aan de sloop maar als dat niet kan, direct na voltooiing van het bovengrondse deel van de sloop. Booronderzoek wordt afgeraden. In de boor kan het verschil tussen een recente verstoring en een oude, archeologisch relevante, ingraving, bijvoorbeeld ten behoeve van een oude fundering, niet goed herkend worden. Geofysisch onderzoek zoals weerstandsmetingen of grondradar kunnen dit verschil ook niet duidelijk maken.
De situatie kan eigenlijk alleen goed worden beoordeeld bij gravend onderzoek. Hiervoor bestaan twee mogelijkheden. De koninklijke weg is een proefsleuf, met als doel te bepalen of er archeologische resten aanwezig zijn en zo ja, hoe deze te beoordelen zijn. Bij een kleine bodemingreep van 71 m2 zal een dergelijke proefsleuf al snel een fors deel van de uiteindelijke ontgraving beslaan. Om dubbel werk te voorkomen is het nuttig om dit proefsleuvenonderzoek zodanig in te richten dat wanneer behoudenswaardige archeologische resten worden aangetroffen, het proefsleuvenonderzoek meteen wordt doorgestart en uitgebreid naar een opgraving. Een dergelijk gravend onderzoek dient te worden uitgevoerd op basis van een door de overheid goedgekeurd programma van eisen.
De tweede mogelijkheid is het aanleggen van een proefsleuf die meteen even groot is als de ontgraving die moet gebeuren voor de sloop. Dat betekent dat de ondergrondse sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd onder begeleiding en op aanwijzing van een archeologisch team. Een dergelijk onderzoek combineert eveneens de proefsleuf en de eventuele doorstart naar een opgraving, maar in dit geval is er alleen een opschaling nodig, geen uitbreiding. In theorie kan een dergelijk onderzoek worden vormgegeven als een ‘proefsleuf/opgraving, variant archeologische begeleiding’, maar dat hoeft niet, het kan ook gewoon uitgevoerd worden als een reguliere proefsleuf plus eventuele opgraving. In beide gevallen is nog steeds een door de overheid goedgekeurd programma van eisen noodzakelijk.
Dit rapport geeft (selectie)adviezen. Het is aan de bevoegde overheid, de gemeente Zuidplas, deze al dan niet over te nemen in de vorm van een (selectie)besluit.