In de periode juni/juli 2008 is in opdracht van de Segment Groep door Ingenieursbureau Oranjewoud BV een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd aan de Panoven 69-85 te IJsselstein, gemeente IJsselstein (Utrecht). Aanleiding tot het uitvoeren van het archeologisch vooronderzoek is de toekomstige bestemmingsplanwijziging van het betreffende terrein: ter plaatse zal de bestaande bebouwing worden gesloopt. Vervolgens zal er een 15-tal nieuwe woningen worden gebouwd. Het plangebied bestaat uit een terrein met een oppervlakte van 0,5 ha. Op basis van het bureauonderzoek is geconcludeerd het plangebied ligt op de stroomrug van de Hollandse IJssel. Dit gebied is vanaf de middeleeuwen voornamelijk in gebruik als agrarisch gebied. Het gebied kent een middelhoge verwachting ten aanzien van de periode middeleeuwen - Nieuwe Tijd. Er worden vooral resten van huisplaatsen en agrarische activiteit verwacht. Hiernaast bleek dat het plangebied grenst aan een zone met een ouder stroomrugstelsel waaraan een hoge archeologische verwachting voor de periode Vroege IJzertijd en de Romeinse tijd is toegekend. Op basis van de bureaustudie kon niet worden uitgesloten dat deze stroomruggen nog doorlopen tot in het plangebied. In dat geval worden ook sporen van bewoning uit de Vroege IJzertijd en/of de Romeinse tijd verwacht. Tevens werd er rekening gehouden met enige mate van verstoring als gevolg van de huidige bebouwing. Om de bovenstaande gespecificeerde verwachting te toetsen heeft in juli 2008 een karterend booronderzoek plaatsgevonden. Op basis van de resultaten van het karterend onderzoek konden de vooraf gestelde onderzoeksvragen als volgt worden beantwoord: 1. Wat is de bodemopbouw van het plangebied? De bodemopbouw kenmerkt zich globaal gezien door een 40 à 195 cm dik pakket zwak tot sterk zandige klei en/of fijn zand. Hieronder bevindt zich een pakket veelal grof, maar plaatselijk fijn tot matig fijn zand. Deze afzettingen komen overeen met oeverafzettingen en meer specifiek uiterwaardenafzettingen. De ondergrond bestaat uit (matig) fijn en veelal grof rivierzand dat kan worden gerekend tot stroomrugafzettingen, en meer specifiek beddingafzettingen. 2. Wat is de kwaliteit (gaafheid) van het bodemprofiel? Het bodemprofiel binnen het plangebied blijkt in diverse boringen tot voorbij de bouwvoor te zijn verstoord. Verder is de antropogene bodemverstoring beperkt gebleven tot de bouwvoor en de top van de onderliggende bodemhorizont; 30 à 70 cm - mv. Veelal bevinden zich hierin baksteen- en puinresten. Hiernaast lijkt er (plaatselijk) sprake te zijn van natuurlijke bodemerosie van de onderliggende rivierafzettingen. 3. Op welke diepte begint de intacte ondergrond? De intacte ondergrond, bevindt zich op een diepte van 30 à 70 cm - mv. 4. Zijn er in de ondergrond oudere stroomruggen aanwezig? De ondergrond bestaat uit veelal grof en soms fijn tot matig fijn rivierzand. Deze afzettingen kunnen worden gerekend tot stroomrugafzettingen, en meer specifiek beddingafzettingen. Of deze afzettingen behoren tot een oudere stroomrug is echter niet te zeggen. Hiervoor ontbreken diagnostische (archeologische) gegevens. 5. Zijn er binnen het plangebied archeologische sporen en/of vondsten (vindplaatsen) aanwezig? Neen, er zijn geen aanwijzingen gevonden die wijzen op de aanwezigheid van archeologische waarden in de ondergrond. De te verwachten archeologische waarden (uit de Middeleeuwen en de Nieuwe tijd) werden verwacht in de bovenste lagen van het bodemprofiel, direct onder de bouwvoor (A-horizont). Dit pakket is vaak (deels) verstoord. Tevens zijn hier geen waarden aangetroffen met uitzondering van enkele houtskoolspikkels die vermoedelijk van recente datum zijn. De ondergrond bestaat (vermoedelijk) uit beddingafzettingen, waarvan de bovenkant veelal door natuurlijke oorzaken is geërodeerd. De kans dat binnen het plangebied dan ook (nog) intacte archeologische waarden aanwezig kunnen zijn wordt dan ook laag ingeschat. Door middel van het uitgevoerde booronderzoek is de aan- of afwezigheid van vindplaatsen in voldoende mate getoetst. Er zijn geen vindplaatsen aangetroffen, en het bodemprofiel is deels verstoord. Op grond van de resultaten van het veldonderzoek wordt een vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht. Aanbevolen wordt dan ook om het plangebied voor wat betreft archeologie vrij te geven de geplande ontwikkelingen doorgang te laten vinden.