In opdracht van Arcadis heeft RAAP in maart 2025 een inventariserend veldonderzoek, in de vorm van een verkennend booronderzoek, uitgevoerd voor het plangebieden Bouwweg Rijndijk 3 en Gronddepot Rijndijk 6-7 in Wijk bij Duurstede in de gemeente Wijk bij Duurstede.
Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de aanleg van een bouwweg en voor de inrichting van een gronddepot. Deze werken worden uitgevoerd rondom de versterking van de Rijndijk tussen Wijk bij Duurstede en Amerongen (dijkversterking WAM)
door het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR).
In beide deelgebieden is een intact gestapeld rivierenlandschap aanwezig in de vorm van bedding-, restgeul en oeverafzettingen van de Houten-stroomgordel, die worden afgedekt door komafzettingen en oeverafzettingen van de Nederrijn/Kromme Rijn. In de top van de afzettingen van de Houten -stroomgordel
zijn in het grootste deel van het plangebied) geen aanwijzingen aangetroffen voor de aanwezigheid van een (potentieel) archeologische niveau in de vorm van een bodem of een archeologische laag. Alleen in het uiterste noorden van deelgebied werkweg Rijndijk 3, rondom boring 21, naast een AMK-terrein, is mogelijk een archeologisch niveau aanwezig, in de vorm van een geroerde laag met mogelijk
fosfaatvlekken.
Deelgebied Werkweg Rijndijk 3
Op basis van de resultaten van het veldonderzoek wordt geconcludeerd dat de archeologische verwachting voor bewoningssporen uit de periode late ijzertijd – vroege middeleeuwen naar laag kan worden bijgesteld. Alleen ten noorden van de Amerongerwetering blijft deze verwachting bestaan. Hier is tussen 15 en 85 cm -mv een rommelige laag met mogelijk fosfaatvlekken waargenomen. Mogelijk houdt
dit niveau verband met het nederzettingsterrein dat ten noorden van het plangebied ligt. Het archeologisch niveau wordt bedreigd door de voorgenomen ingrepen, die tot 75 cm -mv zullen reiken.
Omdat de voorgenomen ingrepen in het uiterste noorden (ten noorden van de Amerongerwetering) van het plangebied een mogelijk aanwezig archeologisch niveau zullen aantasten, is vervolgonderzoek nodig. Normaal gesproken bestaat deze stap uit een inventariserend veldonderzoek, karterende/waarderende
fase). Omdat voornamelijk grondsporen worden verwacht, kan dit onderzoek het best door middel van proefsleuven worden uitgevoerd. Omdat er sprake is van een zeer beperkte oppervlakte, wordt geadviseerd om dit deel van het plangebied te onderzoeken door middel van een opgraving, variant archeologische
begeleiding. Hiervoor moet een Programma van Eisen (PvE) worden opgesteld.
Voor het overige deel van het plangebied, tussen Rijndijk en Amerongerwetering, wordt geadviseerd het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen werkzaamheden.
Deelgebied Gronddepot Rijndijk 6-7
Op basis van de resultaten van het veldonderzoek wordt geconcludeerd dat de archeologische verwachting voor bewoningssporen uit de periode late ijzertijd – vroege middeleeuwen naar laag kan worden bijgesteld.
RAAP adviseert om het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen werkzaamheden.
Dit rapport geeft (selectie)adviezen. Het is aan de bevoegde overheid, de gemeente Wijk bij Duurstede, deze al dan niet over te nemen in de vorm van een (selectie)besluit.
Als het plangebied nu of in de toekomst door de gemeente (deels) wordt vrijgege ven voor bodemroerende werkzaamheden, dan blijft er, volgens artikel 5.10 van de Erfgoedwet uit juli 2016, een meldingsplicht bestaan. Eventuele archeologische resten die bij werkzaamheden worden aangetroffen moeten worden gemeld bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, c.q. de Rijksdienst voor het
Cultureel Erfgoed.