In opdracht van AM Zeeland heeft Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed een inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen uitgevoerd binnen een plangebied gelegen aan de oostelijke rand van de bebouwing van Terneuzen, direct ten westen van de reeds gerealiseerde delen van de woonwijk Othene (plangebied op figuur 2). De aanleiding tot het onderzoek wordt gevormd door het voornemen van de AM Zeeland om fase 6C van de nieuwbouwwijk Othene te ontwikkelen. Het plangebied omvat (delen van) meerdere percelen die kadastraal bekend staan onder Gemeente Terneuzen, Sectie T, Perceel 2942‐302‐303‐305 en beslaat een oppervlakte van circa 6,7 hectare. Mogelijk wordt ook het oostelijke deel van fase 5 binnen afzienbare tijd ontwikkeld. Dit deelgebied omvat (delen van) meerdere percelen die kadastraal bekend staan onder Gemeente Terneuzen, Sectie T, Perceel 3139‐311‐303‐305‐2394 en beslaat een oppervlakte van circa 4,6 hectare.Volgens hoofdstuk 22.2 van het Omgevingsplan Gemeente Terneuzen is het verboden om deze activiteiten uit te voeren zonder omgevingsvergunning. In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning voor een Binnenplanse OmgevingsPlanActiviteit (OPA) dient een rapport te worden voorgelegd waarin de archeologische waarde van de locatie in voldoende mate is vastgesteld. Dit rapport is volgens artikel 22.22 niet noodzakelijk indien de oppervlakte niet groter is dan 100 m² of indien hiervoor afwijkende regels zijn opgenomen in het tijdelijke deel van het omgevingsplan en deze niet worden overschreden. In het tijdelijke deel van het omgevingsplan (bestemmingsplan Terneuzen Othene Oost 2022) valt het gebied binnen waarde archeologie 2. Binnen dit gebied geldt een verbod op het uitvoeren van (graaf)werkzaamheden die groter zijn dan 500 vierkante meter én dieper reiken dan 0,50 meter beneden maaiveld. Voor een deel bestaat echter een verruimde dieptevrijstelling. Met de nieuwe ontwikkeling zullen de vrijstellingsgrenzen worden overschreden. Daarom is in het kader van de OPA-omgevingsvergunning voorliggend archeologisch onderzoek uitgevoerd.Met het heden uitgevoerde verkennende booronderzoek is de archeologische verwachting zoals deze eerder in 2017 in het kader van een ontgrondingsvergunning voor Othene Fase 4-6 is opgesteld, getoetst. Op basis van de resultaten van het heden uitgevoerde onderzoek kan gesteld worden dat: In het plangebied zich beddingafzettingen van het Laagpakket van Walcheren bevinden. Deze worden deels afgedekt door jongere kwelderafzettingen (beiden te rekenen tot de Westerscheldeafzettingen).De onderzijde van deze kreekafzettingen is niet in alle boring bereikt. In een tweetal zones zijn op de beddingafzettingen (en onder de kwelderafzettingen) potentieel archeologische niveaus vastgesteld (cultuurlaag en akkerlaag). Voor deze zones geldt een hoge en middelhoge verwachting voor resten uit de middeleeuwen en nieuwe tijd (lichtrood en oranje op figuur 9). Deze resten kunnen aangetroffen worden vanaf een diepte van minimaal 0,7 m -mv (0,33 m +NAP) in de rode zone, in de oranje zone vanaf 0,5 m- mv (0,78 m +NAP). In de overige delen van het plangebied geldt slecht een lage of geen verwachting voor resten uit de middeleeuwen en nieuwe tijd. Het Basisveen is in één boring intact aangetroffen, in het westen van het plangebied. Hier geldt een hoge verwachting voor resten uit de late ijzertijd en Romeinse tijd een lage verwachting voor het midden-neolithicum tot midden-ijzertijd vanaf 2,41 m- NAP (rood op figuur 8). In de overige delen van het plangebied is het Basisveen geërodeerd en geldt slechts een lage verwachting voor het midden-neolithicum tot midden-ijzertijd vanaf 2,65 m- NAP (geel op figuur 8). Waar het veen volledig weg geërodeerd is (groen op figuur 8) geldt geen verwachting. In het centrale deel van het plangebied zijn pleistocene niveaus aangeboord. Dit betreft hoofdzakelijk het Laagpakket van Wierden (Formatie van Boxtel) en in enkele boringen vermoedelijk afzettingen van de Formatie van Koewacht. De pleistocene afzettingen zijn aangeboord vanaf een diepte van minimaal 2,81 m -NAP (3,2 m -mv). Voor dit niveau geldt een hoge verwachting voor resten uit het finaal-paleolithicum tot midden-neolithicum (rood op figuur 7). In de overige delen van het plangebied is het pleistocene niveau geërodeerd en geldt geen verwachting (groen op figuur 7).