Wolvega – Verbreding hoofdwatergang (Gemeente Weststellingwerf) Een inventariserend veldonderzoek (IVO-O, verkennende en karterende fase)

DOI

Gedurende het onderzoek zijn twee tracés onderzocht langs de A32 bij afrit Wolvega. In grote delen van de tracés is een deel van het veendek bewaard gebleven. Dit veendek is over het algemeen in de top sterk veraard en deels opgenomen in de bouwvoor. Tijdens de ontginning van het gebied, die blijkt uit de opstrekkende verkaveling, is dit veen niet geheel afgegraven. Mogelijk waren de omstandigheden te nat of was het veen zelf minder geschikt voor ontginning. Op de overgang naar het onderliggende zand is in een aantal boringen een sterk zandig kleilaagje aangetroffen die waarschijnlijk gerelateerd kan worden aan overspoeling door de Linde die ten zuiden van het plangebied loopt. De top van het zand is uiterst siltig tot kleiig, ook in veel boringen waar het kleilaagje niet is aangetroffen. De top van het zand bevat eveneens in veel boringen veenresten. De top van het oorspronkelijke dekzand is niet meer aanwezig. De top van het zand is verspoeld of verstoord waardoor niet vast te stellen is of er een podzolbodem aanwezig is geweest. Het onderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd voor een met veen afgedekte dekzandopduiking. In tracé A is tussen boring 5 en 9 een keileemopduiking aangetroffen. In tracé B is een dekzandkopje aangetroffen tussen boring 36 en 42. In veel van de boringen is onder het zand een pakket keileem aangeboord dat in de top geërodeerd is waardoor een laag keizand met veel grind en natuurlijk vuursteen gevormd is. Op basis van het karterende booronderzoek kan worden vastgesteld dat de archeologische verwachting zoals vastgesteld op de archeologische beleidskaart van de gemeente Weststellingwerf en zoals weergegeven op de FAMKE naar laag kan worden bijgesteld. Zoals uit het vooronderzoek al gebleken is was het gebied grotendeels niet geschikt voor bewoning tot aan de ontginning van het veen vanaf de 17e eeuw. De uitzondering vormt het dekzandkopje tussen boring 36 en 42. Aangezien er geen archeologische indicatoren zijn aangetroffen, ondanks het vrij dichte boorgrid, wordt de aanwezigheid van een archeologische vindplaats binnen het gebied zeer klein ingeschat. Het aan het oppervlak aangetroffen vondstmateriaal in het noordelijke deel van tracé B is mogelijk door bemesting met stadsafval op het terrein is terechtgekomen.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-2zw-sy8j
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-2zw-sy8j
Provenance
Creator A.G.J. Hullegie
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor A.G.J. Hullegie
Publication Year 2020
Rights CC0 1.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/publicdomain/zero/1.0
OpenAccess true
Contact A.G.J. Hullegie (Salisbury Archeologie)
Representation
Resource Type Dataset
Format text/xml; application/pdf
Size 6790; 6956; 877; 3384; 6368058
Version 1.0
Discipline Humanities