Bureauonderzoek en Verkennend Booronderzoek Archeologie Plangebied Barlhammerweg 3 te Laag Keppel Gemeente Bronckhorst

DOI

Hamaland Advies heeft, in overleg met Pit Bouwadvies in opdracht van de heer G.H. Herberts een archeologisch onderzoek uitgevoerd ten behoeve van de uitbreiding van het bestaande bedrijf aan de Barlhammerweg 3 te Laag Keppel. Er wordt een ligboxenstal van 1.157 m² gerealiseerd, die zuidelijk aan de bestaande ligboxenstal wordt gebouwd. De verstoringsdiepte van de stal is ca. 2,15 m-mv.Het plangebied heeft op de archeologische beleidsadvieskaart van gemeente Bronckhorst, een hoge en middelhoge archeologische waarde (AWV-categorie 6 en 7). Daarbij is de hoogste waarde leidend voor het beleid (AWV-6). Archeologisch onderzoek is volgens het Afwegingskader van de Regio Achterhoek derhalve verplicht bij bodemingrepen groter dan 250 m² en dieper dan 30 cm-mv.Aangezien het plangebied de vrijstellingsgrens overschrijdt bestaat het onderhavige onderzoek uit een KNA conform bureauonderzoek en een inventariserend booronderzoek (verkennende fase) uitgevoerd door Hamaland Advies. Het bevoegd gezag, Gemeente Bronckhorst en de toetser namens de gemeente, de Omgevingsdienst Achterhoek, zullen de resultaten van het onderzoek toetsen.Conclusie Het bureauonderzoek toont aan dat er een hoge kans is op archeologische waarden in het plangebied vanaf het Paleolithicum tot en met de Nieuwe Tijd. Er is een gerede kans op een bodemverstoring tot onder het archeologisch waardevol niveau door de bewerking van de grond tot een diepte van meer dan 0,50 m-mv. Het dekzand ligt in de omgeving op een diepte van 135 cm-mv. Ook kan een subrecente antropogene ophooglaag van maximaal 70 cm aanwezig zijn die mogelijk verstoringen tot in de archeologische waaardevolle lagen heeft beschermd.Uit het booronderzoek blijkt dat de basis van het bodemprofiel uit rivierafzettingen bestaat van matig grof siltig kalkloos zand (220 mu). Deze afzettingen maken deel uit van een rivierterrasrestrug van de IJssel. De terrasrestrug is voor de bedijking in de Late Middeleeuwen geleidelijk overstroomd door de IJssel. Als gevolg hiervan wordt de top van dit zandpakket naar boven toe steeds kleiiger. Deze zandige overgangslaag van circa 15 cm dikte wordt afgedekt door een dik pakket jonge rivierklei. De basis van dit pakket is natuurlijk. De top is echter omgewerkt voor landbouwdoeleinden. Het aangetroffen bodemtype is een poldervaaggrond. De totale dikte van de holocene deklaag varieert van 175 cm bij boring 5 tot 205 bij boring 1 en 2. In boring 5 bevindt zich onder de subrecente akkerlaag een oudere cultuurlaag waarin puinspikkels en fosfaat (dierlijke mest) is aangetroffen. Deze laag is als een restant van een terpzool geïnterpreteerd. De feitelijke woonterp of woonheuvel heeft echter ten noorden van het plangebied gelegen, ter plaatse van de bestaande onderkelderde ligboxenstal.Selectieadvies Vanwege de natuurlijke bodemopbouw en het ontbreken van archeologische cultuurlagen en archeologische indicatoren adviseren wij om het plangebied ter plaatse van boring 1 t/m 4 vrij te geven voor ontwikkeling. Tevens adviseren wij om de hoge archeologisch verwachting op de beleidskaart voor dit deel van het plangebied bij te stellen naar laag.Ter plaatse van boring 5 is in de diepere ondergrond het restant van een oude terpzool aangetroffen. Omdat deze laag niet ten zuiden van boring 5 is aangetroffen, strekt deze laag zich vermoedelijk in noordelijke richting uit. Hier is echter de bestaande onderkelderde ligboxenstal gebouwd, waardoor de vermoedelijke woonterp met bijbehorende spoor- en vondstcomplexen tijdens de bouw van de stal verloren zijn gegaan. Op grond van dit feit vinden wij een proefsleuvenonderzoek ter plaatse van boring 5 een te zwaar middel in verhouding tot de beperkte kenniswinst die dit oplevert. De feitelijke sporen en vondsten behorend bij de vermoedelijke woonterp liggen immers buiten het plangebied in een reeds verstoord deel van het bestaande erf. Daarom adviseren wij om tijdens de ontgraving van de kelder van de nieuwe ligboxenstal ter hoogte van boring 5 (grenzend aan de achtergevel van de bestaande stal) mee te laten kijken door amateurarcheologen van de AWN, afdeling 17 (archeologische werkgroep van de historische vereniging Salehem).Wel bestaat het risico, dat tijdens de ontgraving door de vrijwilligers toch nog spoorcomplexen aangetroffen worden die KNA conform gedocumenteerd moeten worden. Deze dienen tijdens de ontgraving gemeld te worden bij het bevoegd gezag (gemeente Bronckhorst en de regioarcheologen van de ODA, dhr. drs. D. Kastelein en mw. ing. A. Lugtigheid), waarna deze alsnog opgegraven dienen te worden.Selectiebesluit Het conceptrapport en het selectieadvies zijn op 7 juli 2016 door de archeologisch adviseur van de ODA (mw. A. Lugtigheid-Hendriks) en de senior archeoloog van de ODA (drs. D. Kastelein) beoordeeld. Behoudens enkele opmerkingen die in deze definitieve rapportage zijn verwerkt, is een afwijkend selectiebesluit afgegeven. Dit selectiebesluit is leidend en luidt als volgt: “Bij het uitgevoerde booronderzoek zijn archeologische indicatoren aangetroffen. Het betreft een oude cultuurlaag met puinspikkels en fosfaat, bij boring 5 in het noord-oosten van het plangebied. Bij de boringen 1 tot en met 4 zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. In dit gedeelte van het plangebied is volgens de archeologen van de ODA geen vervolgonderzoek nodig.In de directe omgeving van boring 5 is wel vervolgonderzoek noodzakelijk. Mw. LugtigheidHendriks kan niet instemmen met het advies om amateurarcheologen mee te laten kijken bij de graafwerkzaamheden, omdat het plangebied nog niet geheel vrijgegeven kan worden voor archeologie. Er is immers een reële kans dat een archeologische vindplaats aanwezig is. Een mogelijkheid om verder archeologisch onderzoek te voorkomen is om de stal een stuk naar het zuidwesten op te schuiven of om in de directe omgeving van boring 5 niet dieper te graven 1 m – mv. De hiervoor gewijzigde tekeningen zullen ook aan de archeologen van de ODA ter beoordeling overlegd moeten worden.Wanneer gewijzigde plannen niet mogelijk zijn, zal een archeologische begeleiding (conform protocol proefsleuven) uitgevoerd moeten worden. Hierbij zal met name aandacht besteed moeten worden aan het verkrijgen van profielinformatie. Voorafgaand aan het proefsleuvenonderzoek zal een Programma van Eisen voor het proefsleuvenonderzoek opgesteld moeten worden en goedgekeurd moeten worden door een senior-archeoloog (via de ODA)”. Voorbehoud Het uitgevoerde onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Het archeologisch onderzoek is erop gericht om de kans op het aantreffen dan wel vernietigen van archeologische waarden bij bouwwerkzaamheden in het plangebied te verkleinen.Verder dient te allen tijde bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) kenbaar te worden gemaakt, om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen: ‘Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij onze minister’. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort. Amersfoort.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/DANS-28Z-KD78
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/DANS-28Z-KD78
Provenance
Creator E.E.A. van der Kuijl
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor EEA Kuijl, van der
Publication Year 2020
Rights CC0-1.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/publicdomain/zero/1.0
OpenAccess true
Contact EEA Kuijl, van der (Hamaland Advies)
Representation
Resource Type Dataset
Format text/xml; application/pdf
Size 10951; 11445; 973; 2389; 996522
Version 1.0
Discipline Humanities