De archeologische begeleiding bij het verdiepen en verbreden van de oevers van de Alde Rien bij Folsgare heeft uitgewezen dat zich op de onderzoekslocatie de restanten van een kunstmatig opgeworpen woonheuvel of terp uit de Late IJzertijd bevindt, die wordt aangeduid als vindplaats 3. De aangetroffen sporen en structuren wijzen erop dat op deze locatie sprake is van een periferie van de terp. De kern van de terp is bij het onderzoek niet aangesneden. Hierdoor is het niet mogelijk om vast te stellen of er voorafgaand aan de ophogingen een vlaknederzetting of een podium heeft bestaan. Een groot deel van de terp is in het verleden door erosie verdwenen, de huidige Alde Rien snijdt in de terplagen. Ook is de terp doorsneden door minimaal twee sloten, die hoogstwaarschijnlijk een middeleeuwse oorsprong hebben en ergens in de Nieuwe Tijd zijn gedempt. De nu nog zichtbare landindeling gaat vermoedelijk terug tot in de Middeleeuwen.Ten oosten van de meest oostelijke sloot zijn geen terplagen meer waargenomen.De ligging aan de Alde Rien van deze en de twee andere vindplaatsen doet vermoeden dat de Alde Rien mogelijk in oorsprong teruggaat op een geul uit de IJzertijd. Deze geul zal het verbindende element zijn geweest tussen de diverse terpen, maar zal tegelijkertijd in de loop der eeuwen de vindplaatsen hebben ge¨erodeerd.Hoogstwaarschijnlijk zullen zich nabij de Alde Rien meer veenterp(restanten) bevinden.Het dateerbare vondstmateriaal bestaat uit terpaardewerk dat tussen 150 v. Chr. tot 50 n. Chr. wordt gedateerd, met de mogelijkheid dat deze datering nog doorloopt tot in de 2e eeuw n. Chr.

Issued: 2011-12-01