Laagland Archeologie heeft in november/december 2021 een Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase uitgevoerd aan de Amersfoortsestraat 76 te Soesterberg. Het onderzoek vond plaats in verband met de ruimtelijke procedure rondom de geplande bouw van nieuwe woningen.Het onderzoek is uitgevoerd conform de protocollen SIKB KNA 4002 en 4003.Het bureauonderzoek had tot doel een archeologisch verwachtingsmodel op te stellen. Centraal staat daarbij de vraag of en zo ja welke archeologische resten (complextype, datering, diepteligging en gaafheid) in het plangebied kunnen worden verwacht. Hiertoe zijn landschappelijke, archeologische en historische bronnen geraadpleegd.Op basis van landschappelijke criteria is er een middelhoge verwachting voor resten uit de periode Laat-Paleolithicum tot en met Vroeg-Neolithicum in de noordelijke helft van het plangebied. De noordelijke helft van het plangebied bevindt zich waarschijnlijk op een stuwwalplateau en ligt volgens het AHN aan de rand van een verhoging in het landschap. Dit maakt het gebied geschikt voor jagers-verzamelaars.Voor het hele plangebied geldt een middelhoge verwachting voor de periode Midden -Neolithicum- Vroege Middeleeuwen. Het plangebied ligt op een drogere haarpodzolgrond aan de rand van een verhoging in het landschap. Dit maakt het gebied geschikt voor (vroege) landbouwers. Voor de periode Late Middeleeuwen-Nieuwe Tijd geld een lage verwachting. Op het minuutplan van 1832 is het plangebied aangegeven als heide en de eerste bebouwing is pas op historische kaarten aangegeven in 1935.Het uitgevoerde verkennende booronderzoek heeft tot doel het verwachtingsmodel te toetsen en zo nodig aan te vullen. Hiertoe zijn verspreid over het toegankelijke deel van het plangebied verkennende boringen gezet. In dit stadium is verkennend booronderzoek de meest efficiënte onderzoekswijze om de archeologische potentie van het plangebied in kaart te brengen.Algemeen is er een verstoorde of opgebrachte bovengrond aangetroffen. Deze bovengrond dekt een natuurlijke onverstoorde ondergrond af. In een aantal gevallen zijn onder deze afdekking, afgetopte podzolgronden aangetroffen. Om die reden kan de archeologische verwachting niet naar onderen worden bijgesteld.Op basis van de onderzoeksresultaten wordt nader archeologisch onderzoek geadviseerd conform protocol 4003 IVO (landbodems).Gelet op de te verwachten prospectiekenmerken en prospecteerbaarheid van een eventuele vindplaats wordt geadviseerd dit vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van een proefsleuvenonderzoek conform de KNA Leidraad Inventariserend Veldonderzoek Deel: Proefsleuvenonderzoek (IVO-P). Omdat de onverstoorde bodemopbouw met de oorspronkelijke bodemopbouw aan de voorzijde van de huidige meubelwinkel zijn aangetroffen en vanwege de bereikbaarheid wordt geadviseerd om het onderzoek daar uit te voeren. Normaliter wordt 8 % van het gebied, waarvoor vervolgonderzoek geadviseerd is, onderzocht. Op basis daarvan dient ca. 510 m2 onderzocht te worden. Omdat op de achtererven van de bouwkavels de bestaande bomen bijna allemaal staan, wordt voorgesteld de proefsleuven te situeren binnen de bouwblokken van de nieuwe woningen.Prehistorische vindplaatsen in dit deel van Nederland kenmerken zich door zeer schaars vondstmateriaal en komen vooral tot uiting in grondsporen. Vanwege het veelal schaarse vondstmateriaal is karterend booronderzoek geen geschikte onderzoeksmethode is.De implementatie van dit advies is in handen van de gemeente Soest, hierin vertegenwoordigd door de archeologisch adviseur van de gemeente, de heer Drs. M. Verhamme.