Laagland Archeologie heeft in oktober 2020 een Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase uitgevoerd aan de Natuurbegraafplaats Schipleidelaan te Oldenzaal. Het onderzoek vond plaats in verband met de ruimtelijke procedure rondom de geplande aanleg van een natuurbegraafplaats.In een eerder stadium is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Op basis daarvan worden resten uit de periode midden-Neolithicum tot en met IJzertijd verwacht. Naar aanleiding van dit onderzoek is overleg geweest tussen de gemeente en de initiatiefnemers. Daarbij is afgesproken dat in de meest kansrijk geachte delen van het plangebied geen noemenswaardige bodemverstoring zal plaatsvinden. Tevens is daarbij afgesproken dat in het resterende deel van het plangebied verkennende boringen worden gezet, deels in aanvulling op eerder archeologisch booronderzoek in een deel van het plangebied. Daarnaast zijn een tweetal aangrenzende gebieden toegevoegd. Het verkennende booronderzoek heeft tot doel het verwachtingsmodel te toetsen en zonodig aan te vullen. Hiertoe zijn verspreid over het toegankelijke deel van het plangebied verkennende boringen gezet. In dit stadium is verkennend booronderzoek de meest efficiënte onderzoekswijze om de archeologische potentie van het plangebied in kaart te brengen.Uit het verkennend booronderzoek blijkt dat in een aantal boringen sprake is van een grotendeels intact bodemprofiel. Hier kunnen zowel grondsporen als mobiele vondsten worden verwacht. In de overige boringen is weliswaar sprake van een AC-profiel, maar de intacte dekzandtop is naar verwachting niet diep verstoord. Dit betekent dat het oorspronkelijke woonniveau weliswaar is verdwenen, maar dat zowel diepe als ondiepe grondsporen nog zijn te verwachten. In een drietal zones met een grotendeels intact bodemprofiel wordt geadviseerd geen bodemverstoringen (inhumaties) uit te voeren (adviesgebieden A, B en C). Voor het resterende deel wordt geen nader onderzoek geadviseerd. Weliswaar kunnen hier archeologische resten worden verwacht. De impact van verspreid van elkaar liggende, kleine bodemingrepen is waarschijnlijk laag genoeg om de schade op eventueel aanwezige archeologische resten te beperken terwijl de omvang en intensiteit van aanvullend archeologisch onderzoek hiermee niet in verhouding staat.Dit advies is overgenomen door de bevoegde overheid, de gemeente Oldenzaal. De gemeente wordt hierin vertegenwoordigd door haar deskundige, de heer A. Vissinga (Het Oversticht).Mochten tijdens de werkzaamheden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen, of resten waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed dat het om archeologische resten gaat, dan geldt op grond van de Erfgoedwet (art. 5.10) een meldingsplicht. Dit kan bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE, www.cultureelerfgoed).