Transect-rapport 447: Archeologisch inventariserend veldonderzoek, verkennende en karterende fase. Oostendorp - Jukweg 12a, Gemeente Elburg (GD).

DOI

SamenvattingTransect heeft in mei 2014 een archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO; verkennende en karterende fase) uitgevoerd aan de Jukweg 12a te Oostendorp (gemeente Elburg, provincie Gelderland; zie figuur 1). Aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen transformatie van het erf in het plangebied. Binnen het erf zullen de bedrijfsgebouwen worden gesloopt, waarna twee vrijstaande woningen en een garage worden terug gebouwd. Er zijn nog geen gegevens beschikbaar over de geplande ontgravingsdieptes.Het plangebied heeft op de archeologische waarden- en verwachtingenkaart van de gemeente Elburg een middelmatige archeologische verwachting. In het rapport dat bij deze kaart hoort (Goossens, 2012) geldt in een zone met een middelmatige verwachting een archeologische onderzoeksplicht bij bodemingrepen die groter zijn dan 500 m2 en die dieper reiken dan 30 cm –Mv. Vandaar dat een IVO, verkennende en karterende fase, is uitgevoerd om de archeologische verwachting voor het plangebied te specificeren en te toetsen. De resultaten van dit onderzoek zijn in deze rapportage opgenomen.In het plangebied was voorafgaand aan het veldonderzoek sprake van een middelhoge verwachting voor nederzettingsresten, sporen van begraving en landgebruik uit de periode Laat-Paleolithicum – Nieuwe Tijd C (35.000 voor Chr.-heden).Uit het booronderzoek blijkt dat in het plangebied sprake is van een enkeerdgrond (oud bouwlanddek) op dekzand. De top van het dekzand ligt op circa 70 tot 80 cm –Mv. In de top van het dekzand zijn geen sporen van bodemvorming waargenomen, zodat de archeologische verwachting voor dit niveau laag is. Er kunnen hoogstens diepere grondsporen in worden aangetroffen. In de enkeerdgrond zijn echter geen brokjes handgevormd aardewerk of bewerkt vuursteen gevonden, wat men in het geval van een vindplaats, wel zou verwachten, daar vondstconcentraties vaak als gevolg van verploeging in de onderkant van het oud bouwlanddek worden opgenomen. De kans op vindplaatsen die samenhangen met grotere nederzettingen is hiermee dus ook relatief laag. Blijft staan het mogelijke grondspoor ter hoogte van boring 3, dat zich in de boor als een humeus niveau met een houtskoolbrokje manifesteerde. De aard van dit spoor is niet helemaal duidelijk. Wel staat uit de boringen vast dat hier net als elders in het plangebied sprake is van relatief natte bodemcondities (op basis van de roestvlekken en het plantaardig materiaal dat tot 80 cm –Mv is aangetroffen; inclusief grote relatief ‘verse’ houtfragmenten). Het zou hier dus goed een afwateringsgreppel of een esgreppel kunnen betreffen.Op basis van de resultaten van het veldonderzoek worden geen archeologische vervolgmaatregelen geadviseerd.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zu9-ayn8
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-zu9-ayn8
Provenance
Creator A.A. Kerkhoven; H.G. Pape
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor R.L. Feenstra; Transect
Publication Year 2017
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact R.L. Feenstra (Transect)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/pdf; text/xml
Size 4258790; 7283; 6523; 946; 4583
Version 1.0
Discipline Humanities