In de gemeente Heeze-Leende, ten zuiden van Eindhoven nabij Geldrop, ligt een uitgestrekt archeologische monument (rijksmonumentnr. 45430) waarin vuursteenstrooiingen uit het laat-paleolithicum aanwezig zijn. Deze archeologische resten liggen op een hogere dekzandrug die grenst aan een voormalig meer. Hier hebben rendierjagers in het laatste deel van de ijstijd hun kamp opgeslagen. Enkele van deze vindplaatsren kenmerken zich door de aanwezigheid van steelspitsen van het type ‘Arhrensburg’. Het archeologische monument heeft de afgelopen jaren fors onder druk gestaan door de aanleg en latere opheffing van een parkeerplaats, de verbreding van de A2, de aanleg van sleuven voor kabels en leidingen en de aanleg van een waterberging. De voortdurende vraag naar advisering omtrent het monument was de aanleiding tot onderzoek direct aansluitend aan de noordzijde van het voormalig meer. Hiermee zou in de toekomst advies op maat gegeven kunnen worden aangaande deze randzone. Het veldwerk heeft plaatsgevonden van 27 tot en met 29 mei 2013 en op 15 april 2014. Het doel van het onderzoek was het opsporen van verspreidingen (vuur)stenen artefacten binnen het archeologische monument op de overgang naar een voormalig meer uit het Laat Glaciaal. Hierbij is gebruik gemaakt van een Edelmanboor met een diameter van 15 cm en is het opgeboord sediment in het veld droog gezeefd. De boringen zijn gezet in een 10x25 m grid, waarna plaatselijk verdicht is tot een 5x5 m grid. Bij het onderzoek zijn geen vuurstenen artefacten aangetroffen. Uit de boringen blijkt dat op de flanken van de dekzandrug, naast het voormalig meer, slechts een dun pakket zand is afgezet, dat gekoppeld kan worden aan afzettingen uit het warmere Jonge Dryas stadiaal. Jong Dekzand I of Oud Dekzand is op de flanken van de dekzandrug doorgaans binnen 40 cm –mv aangetroffen. Verder van het voormalig meer varieert de diepte tussen 40 en 85 cm –mv. In geen van de boringen ten zuiden van het viaduct over de rijksweg A2 is de Usselo bodem aangetroffen. Tijdens het veldonderzoek bleek het zinvol om aanvullende landschappelijke informatie te verzamelen, dit in aanvulling op de vragen die in Plan van Aanpak waren opgenomen. Om die reden zijn twee raaien boringen gezet om de oost-west en noord-zuid georiënteerde gradiënt van de dekzandrug waarop de vindplaatsen liggen nader in kaart te brengen. Hierbij is de hoogte van het Jong Dekzand bepaald en de (mogelijke) aanwezigheid van dieper gelegen veenlagen onderzocht. De boorraaien die gezet zijn om een bodemkundig en geologisch profiel te maken, zijn uitgevoerd met een Edelmanboor met een diameter van 7 cm en een gutsboor met een diameter van 3 cm. Uit de noord-zuid en oost-west georiënteerde landschappelijke raaien blijkt dat zowel naar het noorden als naar het westen het oorspronkelijk oppervlak (de top van Jong Dekzand) afloopt. Afgedekte, diepere, veenlagen zijn bij het onderzoek niet aangetroffen.