Er zijn tijdens de archeologische begeleiding twee werkputten aangelegd (zie afbeelding 3 en bijlage 3). In werkput 2 werd de verwijdering van het oude riool begeleid. Dit gebeurde in de praktijk zeer secuur, waardoor de verstoring binnen de insteek van het oude riool bleef. In werkput 1 werd de aanleg van het nieuwe riool begeleid. Hier werden sporen en vondsten aangetroffen van drie te onderscheiden archeologische fasen. De oudste, fase 1, kan worden gedateerd tussen circa 2800 voor Christus en het begin van onze jaartelling. Uit deze fase stamt een akkerlaag met ploegkrassen van een eergetouw. Daarna zijn er voor een betrekkelijk lange periode geen activiteiten waarneembaar. Dan, rond het midden van de 16de eeuw, worden voor het eerst weer archeologische aanwijzingen voor menselijke activiteiten in het plangebied aangetroffen. De sporen en vondsten uit deze fase hebben een looptijd tot rond het einde van de 17de eeuw of het begin van de 18de eeuw. Deze fase wordt in dit rapport aangeduid als fase 2. Het gaat in hoofdzaak om beer- en waterputten, welke behoord hebben bij bewoning langs de westzijde van de Jansweg. Uit twee beerputten is een relatief grote hoeveelheid vondstmateriaal geborgen (BP01 en BP02? zie paragraaf 4.5.2). Fase 3 is de laatste fase en bestaat uit resten van de voormalige rijtuigenfabriek Beijnes (tussen 1858 en 1958 aanwezig in het plangebied) en andere (sub)recente ophogingslagen en sporen.
Issued: 2011-04