Laagland Archeologie heeft in maart 2023 een Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase uitgevoerd aan de Oude Hoevenweg 146 te Geesteren. Het onderzoek vond plaats in verband met de ruimtelijke procedure rondom de aanleg van een aantal waterpartijen en de constructie van een onderkelderd gebouwd. Het onderzoek is uitgevoerd conform de protocollen SIKB KNA 4002 en 4003.Het bureauonderzoek had tot doel een archeologisch verwachtingsmodel op te stellen. Centraal staat daarbij de vraag of en zo ja welke archeologische resten (complextype, datering, diepteligging en gaafheid) in het plangebied kunnen worden verwacht. Hiertoe zijn landschappelijke, archeologische en historische bronnen geraadpleegd.Het plangebied grenst in het noorden aan een beek. In het vroege Holoceen ligt het plangebied nog in een dekzandgebied, maar tussen 5500 – 3850 voor Chr. (vanaf het Laat-Mesolithicum of Vroeg-Neolithicum) raakt het gebied begroeid met veen. Eventueel aanwezige grotere dekzandopduikingen zijn waarschijnlijk wat later bedekt geraakt met veen. In de navolgende eeuwen zal dit veen zich ontwikkelen tot een uitgestrekt hoogveen, dat zich rondom het plangebied tot in de 19e en 20e eeuw kan handhaven. Dekzand ligt binnen 120 cm –mv. In delen van het plangebied is een podzolgrond te verwachten. Op oude kaarten zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van voorden, bruggen, watermolens en dergelijke te vinden in of nabij het plangebied.In het plangebied kunnen resten uit de periode Laat-Paleolithicum – Mesolithicum worden verwacht (middelhoge verwachting). Resten uit latere perioden worden niet verwacht.Het uitgevoerde verkennende booronderzoek heeft tot doel het verwachtingsmodel te toetsen en zonodig aan te vullen. Hiertoe zijn verspreid over het toegankelijke deel van het plangebied verkennende boringen gezet. In dit stadium is verkennend booronderzoek de meest efficiënte onderzoekswijze om de archeologische potentie van het plangebied in kaart te brengen.Uit het booronderzoek blijkt dat in het plangebied conform verwachting sprake is van een opgebracht dek, gevolgd door een veenpakket en vervolgens (verspoeld) dekzand. In een aantal boringen zijn tussen veen en dekzand beekafzettingen gezien. In één boring is een minerale B-horizont gezien, maar de dekzandtop in het plangebied laat weinig morfologie zien. De middelhoge verwachting op resten van jagers/verzamelaars kan daarop worden aangepast naar een lage verwachting. Nader archeologisch onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.Dit advies is in handen van de bevoegde overheid, de gemeente Tubbergen. De gemeente wordt hierin vertegenwoordigd door haar deskundige, dr. O. Satijn.Mochten tijdens de werkzaamheden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen, of resten waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed dat het om archeologische resten gaat, dan geldt op grond van de Erfgoedwet (art. 5.10) een meldingsplicht. Dit kan bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE, www.cultureelerfgoed).
