Laagland Archeologie heeft in juni 2021 een Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase uitgevoerd aan de Houtsniplaan 1 te Doorwerth. Het onderzoek vond plaats in verband met de ruimtelijke procedure rondom de sloop van de huidige opstallen ten gunste van nieuwbouw. Het onderzoek is uitgevoerd conform de protocollen SIKB KNA 4002 en 4003.Het bureauonderzoek had tot doel een archeologisch verwachtingsmodel op te stellen. Centraal staat daarbij de vraag of en zo ja welke archeologische resten (complextype, datering, diepteligging en gaafheid) in het plangebied kunnen worden verwacht. Het plangebied ligt op een stuwwalglooiing. Oorspronkelijk was hier waarschijnlijk sprake van bodemvorming; in de nabijheid van het plangebied zijn bij archeologisch booronderzoek B-horizonten vastgesteld. In de omgeving komen diverse grafheuvels voor; in historische tijden was het plangebied onbebouwd en in gebruik als bos. Wel liep er een weg langs de westzijde van het pad. Deze is mogelijk tot in de Late Middeleeuwen terug te voeren. Pas in de jaren ’80 van de vorige eeuw raakte het plangebied bebouwd. Het huidige pand – deels hoogbouw en in het zuiden laagbouw – vormt de eerste bebouwing in het plangebied.Binnen het plangebied is sprake van sterke hoogteverschillen van het maaiveld, dat waarschijnlijk deels natuurlijke oorzaken heeft , maar voor een groot deel kan worden toegeschreven aan menselijk handelen.Op basis van het bureauonderzoek worden resten van prehistorische inhumaties en crematies verwacht. Het gaat daarbij hoofdzakelijk om urnenvelden, resten van grafheuvels, crematiegraven en dergelijke.Het uitgevoerde verkennende booronderzoek heeft tot doel het verwachtingsmodel te toetsen en zonodig aan te vullen. Hiertoe zijn verspreid over het toegankelijke deel van het plangebied verkennende boringen gezet. In dit stadium is verkennend booronderzoek de meest efficiënte onderzoekswijze om de archeologische potentie van het plangebied in kaart te brengen.Uit het verkennend booronderzoek blijkt dat de bodem tot in de C-horizont is verstoord. De kans dat het gebied nog archeologische resten met een intacte archeologische context bevat wordt daarom laag geacht.De implementatie van dit advies is in handen van de bevoegde overheid, de gemeente Renkum. De gemeente wordt hierin vertegenwoordigd door haar deskundige, J. Habraken. Dit rapport is niet beoordeeld.Mochten tijdens de werkzaamheden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen, of resten waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed dat het om archeologische resten gaat, dan geldt op grond van de Erfgoedwet (art. 5.10) een meldingsplicht. Dit kan bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE, www.cultureelerfgoed).