Tijdens het onderzoek zijn de aangelegde sleuven voor het Warmtenet onderzocht. De sleuven waren circa 3 m breed en hadden een diepte van circa 1,5 tot 1,8 m. De sleuf voor het warmtenet is in de oostelijke Reitdiepdijk aangelegd en in het ten oosten gelegen gebied. De aangetroffen grondsporen betreffen daardoor hoofdzakelijk uit dijklagen. Deze bestaan uit relatief schone kleilagen, soms afgewisseld met een dunne humeuze laag. Waarschijnlijk zijn dit oude bouwvoren geweest, die zijn ontstaan doordat de toenmalige top van de dijk (korte tijd) begroeid was. In het noordelijke deel van het tracé zaten verschillende puinlagen in de dijk. Dit waren mogelijk erfverhardingen, behorend bij de twee voormalige boerderijplaatsen, maar het kan ook om afval van de boerderijplaatsen gaan waarmee de dijk is opgehoogd. In de puinlagen zijn ook enkele aardewerkscherven gevonden. Op basis deze vondsten lijken de gedocumenteerde dijklagen allemaal uit de 17e eeuw te dateren. Een fasering van de dijkopbouw is hierdoor niet goed te onderbouwen. De verschillende dijklagen, die de suggestie wekken dat het om dijken uit verschillende periode gaat , kunnen evengoed tot een grootschalige langdurige aanlegfase behoren, waarbij de dijk laag voor laag is opgehoogd.