RAAP Archeologisch Adviesbureau heeft in juli en augustus 2011 een inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) uitgevoerd in de Polder Vierambacht en de Uiteindsche- en Middelpolder. Dit onderzoek was nodig in verband met voorgenomen waterstaatkundige maatregelen die zouden kunnen leiden tot aantasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten.Tijdens het veldonderzoek is in hoofdzaak de verwachte bodemopbouw in aangetroffen. In deel gebied 1 bestaat deze uit de oevers en crevasses van de Aar, komafzettingen (veen en klei) en wadafzettingen. In de deelgebieden 2 en 3 zijn vanaf het maaiveld wadafzettingen aangetroffen. Daarnaast is in het uiterste oosten van deelgebied 2 een restant van het veenlandschap aange troffen.
In deelgebied 1 veranderen in één paleo-landschap, het veenlandschap, de conserverings condities als gevolg van de voorgenomen peilverlaging. In het veenlandschap worden echter op basis van het veldonderzoek, vanwege het ontbreken van aanwijzingen voor bewoonbare niveaus en met name vanwege het feit dat de top van het veenpakket grotendeels verloren is gegaan tijdens de middeleeuwse veenwinning, geen archeologische nederzettingen verwacht. De voorgenomen peilverlaging in deelgebied 1 zal geen archeologisch resten bedreigen. De mogelijkheid bestaat wel dat er zeer lokale archeologische resten in het veen bewaard kunnen zijn gebleven. Deze zijn echter nauwelijks op te sporen en de kans dat dergelijke resten daadwerkelijk aanwezig zijn, wordt ook gering geacht.
In deelgebied 2 veranderen in geen van de aangetroffen paleo-landschappen de conserveringscondities als gevolg van de voorgenomen peilverlaging. In de aangetroffen niveaus zijn bovendien geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische resten aangetroffen. Er worden geen archeologische resten bedreigd door de voorgenomen ingrepen.
In deelgebied 3 komt binnen paleo-landschap 3 op een aantal verspreide locaties een bodemprofiel voor dat een potentieel archeologisch niveau vormt. Dit betreft kwelderafzettingen al dan niet met een humeuze top en/of een laklaag. De voorgenomen verbreding en verdieping van de watergang is bedreigend voor mogelijk aanwezige archeologische resten. Het betreft de locaties ter hoogte van de boringen 163, 174, 193, 194, 195, 216 en 218 t/m 222. Op de overige onderzochte locaties in deelgebied 3 worden geen archeologische resten verwacht die bedreigd worden door de voorgenomen maatregelen.
Issued: 2011-04-28