Uit het uitgevoerde booronderzoek blijkt dat de bodem binnen het onderzoeksgebied van onder naar boven bestaat uit keizand dat overgaat in dekzand. In een aantal boringen is tussen de bouwvoor en het dekzand/keizand een dunne vergraven bodemlaag aanwezig. Het gaat hierbij om de boringen 5, 8, 17, 19 en 26. In de boringen 20, 22 t/m 25 is de bodem tot circa 1 m-mv vergraven. Vermoedelijk betreft het hier een gedempte sloot. In de boringen 10, 12, 14, 30 en 31 is in de top van het dekzand een B-horizont aangetroffen. De boringen 14 en 30 grenzen aan elkaar waardoor ze een aaneengesloten gebied vormen. Rond deze boringen is het boorgrid, door middel van megaboringen, verdicht naar twintig (mega)boringen per ha. Hierbij is de intacte bodemlaag bemonsterd en gezeefd over een zeef met een maaswijdte van 4 mm. In de zeefresiduen zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.Gelet op de resultaten van het booronderzoek beveelt MUG Ingenieursbureau b.v. aan om geen verder archeologisch onderzoek uit te voeren.