Op 2 december 2013 is door Aeres Milieu een archeologisch bureau- en verkennend booronderzoek uitgevoerd aan de Brabantlaan te Oosterhout (NB). Het doel van het booronderzoek is de in het bureauonderzoek opgestelde specifieke verwachting te toetsen. Aan de hand van deze gegevens kunnen vervolgens adviezen over de aanwezige archeologische resten, of vervolgtraject worden opgesteld.De jager-verzamelaars uit het laat-paleolithicum en mesolithicum hebben als woon- en verblijfplaats vaak voor de flanken van hoger liggende terreingedeelten in het landschap gekozen, bij voorkeur in de buurt van open water. Water was een belangrijk gegeven, niet alleen voor het lessen van de dorst, nabij water heerst er ook een grotere biodiversiteit, wat de jacht en het verzamelen van plantaardig voedsel vergemakkelijkt.Het plangebied is niet gekarteerd op de geomorfologische kaart (bijlage 5). Mogelijk ligt het plangebied in een gebied lage landduinen met bijbehorende vlakten en laagten (bijlage 5, code 4L8) of binnen een zone van terrasafzettingswelvingen (bijlage 5, code 3L12). Zowel deze landduinen als de welvingen liggen enigszins hoger in het landschap ten opzichte van de omringende lage delen zoals de dekzandvlakten en dalen. Dit relatief aanwezige reliëf is zichtbaar op het kaartbeeld van het AHN. Hoewel geen natuurlijke waterlopen bekend zijn in de omgeving van het plangebied, is het niet uit te sluiten dat deze in vroegere tijden wel aanwezig waren. Op basis van deze gegevens wordt aan het plangebied een middelhoge verwachting toegekend voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum.Vanaf het neolithicum ontstaan in onze streken de eerste landbouwculturen die gekenmerkt worden door sedentaire nederzettingen. In de beginperiode stapt men geleidelijk over naar landbouw en veeteelt en worden jagen en verzamelen steeds minder belangrijk. De nederzettingen worden gekenmerkt door permanente woningen die soms diep in de grond gefundeerd waren. Voor de watervoorziening worden waterputten gegraven en in en nabij de nederzetting worden afvalkuilen gegraven. In de periode vanaf het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen heeft men nog steeds een voorkeur voor hoger en droger gelegen gebieden. Gedurende de ijzertijd en de Romeinse tijd kunnen bewoningssporen ook worden aangetroffen in leemrijke gebieden.Het plangebied ligt relatief hoog binnen het landschap. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen prehistorische vondsten bekend zijn. Aan de Vrachelsestraat, op circa 1,8 km ten noordwesten van het plangebied, werden begravingsresten uit de periode late bronstijd – vroege ijzertijd en bewoningssporen uit de late ijzertijd en uit de Romeinse periode aangetroffen (paragraaf 3.4, onderzoeksmelding 29.030). Deze locatie ligt grotendeels binnen een terrasafzettingswelving. Aangezien het plangebied mogelijk binnen dezelfde strook van terrasafzettingswelvingen ligt, wordt aan het plangebied een middelhoge verwachting toegekend voor vindplaatsen uit zowel de periode neolithicum tot en met de bronstijd als voor vindplaatsen uit de ijzertijd tot en met de vroege middeleeuwen.Het bewoningspatroon verandert geleidelijk vanaf de late middeleeuwen. In deze periode is een hoge ligging van het gebied niet meer bepalend voor het bewoningspatroon. Vanaf de late middeleeuwen concentreert de bewoning zich in dorpen, steden en bewoningsclusters.Het plangebied ligt ten zuiden van de historische stadskern van Oosterhout. Uit bestudering van historisch kaartmateriaal komt naar voren dat het plangebied tot laat in de 20e eeuw onderdeel uitmaakte van het akkerveld “Achter de Slotjens” en sinds tenminste het begin van de 19e eeuw in gebruik was als bouwland in particulier bezit. De naam van het veld verwijst naar de laatmiddeleeuwse hofstedes, de latere slotjes die in de directe omgeving aanwezig zijn. Mogelijk behoorde het plangebied in het verleden toe aan het aan de Ridderstraat gelegen van oorsprong 15e eeuwse Slotje Limburg, op 230 m ten noordoosten van het plangebied. Direct ten westen van het plangebied ligt de huidige Bowlingstraat, van oorsprong een zuidelijke uitvalsweg vanuit de historische kern van Oosterhout richting de Oosterhoutse bossen. Aan deze straat is sinds het begin van de 19e eeuw meer bebouwing aanwezig. Op basis van deze gegevens geldt voor het plangebied een middelhoge verwachting voor archeologische resten uit de periode late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd. Resten uit deze periode worden verwacht vanaf het maaiveld.Op basis van het uitgevoerde bureau- en booronderzoek kan worden gesteld dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een zogenaamd A-C profiel. Dit zijn verstoorde bodems waarbij in dit geval de verstoring gemiddeld circa 90 centimeter diep is. Naar verwachting heeft dit tot gevolg dat alle mogelijk aanwezige archeologische resten in dit pakket zijn opgenomen. Gezien de sterk verstoorde aard van het plangebied wordt geadviseerd dat verder archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is.
AM13302
Date: 2 december 2013 (uitvoering onderzoek)
Issued: 2014-01-13T00:00:00.000+01:00