Synthegra B.V. heeft in opdracht van bedrijf XXX een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met een verkennend booronderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Bloklandhof 37 te Wijk en Aalburg. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen ontwikkeling van een twee onder één kap woning.
De toekomstige bodemverstoring bedraagt 1000 m2 met een diepte van 7 meter beneden maaiveld (heipalen). Het gebouw wordt niet onderkelderd. De reguliere funderingen zullen de bodem maximaal tot 1 meter verstoren. De bodem zal waarschijnlijk tot ver in het archeologische niveau worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen daarbij verloren gaan.
Het plangebied ligt op een stapeling van rivieroeverwallen (waarschijnlijk Maas stroomgordel op Biesheuvel-Hamer Stroomgordel) waarin, in de top, een kalkhoudende poldervaaggrond is ontwikkeld bestaand uit zware zavel en lichte klei, profielverloop 5. Gezien de ouderdom van de te verwachte afzettingen kunnen in het plangebied vindplaatsen aanwezig zijn vanaf de Bronstijd tot en met de Nieuwe Tijd.
Voor het Laat Paleolithicum tot en met het Neolithicum geldt een onbekende verwachting. Als er resten uit deze perioden aanwezig zijn dan bevinden deze zich diep in de grond, onder de rivierafzettingen, mits deze afzettingen niet zijn geërodeerd.
Voor de Bronstijd tot en met de Romeinse Tijd geldt een middelmatige verwachting. Deze resten kunnen voorkomen in de top van de Biesheuvel-Hamer afzettingen. Door de latere afzettingen van de stroomgordel van de Maas is het echter mogelijk dat resten uit deze perioden zijn verstoord, doordat dit pakket afzettingen is geërodeerd door de nieuwere afzettingen. Daarnaast zijn er in de omgeving geen resten bekend uit deze perioden, met uitzondering van sporadisch een vondst uit de Romeinse Tijd. Daarom een middelmatige verwachting, ondanks de hoge verwachting op basis van de gemeentelijke beleidskaart.
Voor de Middeleeuwen geldt een hoge verwachting. Op basis van de verwachte bodemopbouw kunnen er vanaf deze periode resten verwacht worden vanaf het maaiveld. In de omgeving van het plangebied zijn veel resten en vondsten bekend uit de Middeleeuwen. Daarnaast ligt het gebied naar verwachting op een rivieroeverwal, waardoor het mogelijk een aantrekkelijke woonplek was. Daarom wordt de hoge verwachting op basis van de gemeentelijke beleidskaart overgenomen.
Voor de Nieuwe Tijd geldt een middelmatige verwachting. In de directe omgeving van het plangebied zijn vrijwel geen resten aangetroffen uit deze periode. Daarnaast heeft er voor zover bekend geen bebouwing in het plangebied gestaan. De verwachting is daarom, ondanks de hoge verwachting op basis van de gemeentelijke beleidskaart, middelmatig.
Bodemgaafheid: Op basis van het bureauonderzoek is mogelijk de top van de Biesheuvel-Hamer stroomgordel afzettingen verstoord door de afzettingen van de Maas stroomgordel. Verder wordt wel een intact bodemprofiel verwacht.
Het natuurlijke bodemtype is in het gehele plangebied intact, met een archeologisch niveau tussen 40 en 70 cm -Mv. Nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de nieuwe tijd bestaan niet alleen uit vondstspreidingen, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. De sporen uit het Neolithicum t/m de Bronstijd bevinden zich onder, en misschien in, de afzettingen van de Biesheuvel-Hamer stroomgordel. Deze zijn echter niet aangetroffen. Sporen uit de IJzertijd t/m de Romeinse Tijd worden in de top van de Biesheuvel-Hamer stroomgordel afzettingen verwacht (ca. 1,20m -Mv).. Vanaf 200 n. Chr is het plangebied onder invloed van de overstromingen van de Maas. Archeologie van de Romeinse Tijd t/m de Nieuwe Tijd zullen zich in de oeverafzettingen van de Maas bevinden (tussen 1,2 m en 0,4 m -Mv). Een archeologisch niveau is aangetroffen in de top van deze afzettingen. Op basis van het aardewerk, en de ligging van dit niveau in de top van dit pakket, is deze vondstlocatie waarschijnlijk te dateren uit de Late Middeleeuwen t/m de Nieuwe Tijd met de nadruk in de Nieuwe Tijd A.
Op basis van de resultaten van het booronderzoek is er een archeologische vindplaats in het plangebied aanwezig en kan er eventueel op een dieper niveau nog een vindplaats worden aangetroffen. Wanneer de geplande graafwerkzaamheden dieper reiken dan het maaiveld kunnen eventueel aanwezig archeologische resten verloren gaan en is vervolgonderzoek noodzakelijk. Hiervoor bestaan twee mogelijkheden:
Optie 1: verwijderen dubbelbestemming binnen nieuw te vormen bestemmingsplan
Wij adviseren een vervolgonderzoek in de vorm van een van een waarderend proefsleuvenonderzoek (IVO-P) om vast te stellen welke waardering aan de aangetroffen vindplaats gegeven kan worden. Indien er een behoudenswaardige vindplaats wordt aangetroffen kan worden doorgestart naar een opgraving (DO - Definitief Onderzoek). Hierbij dienen alle archeologische vondsten en sporen te worden onderzocht. Voor dit onderzoek is een Programma van Eisen (PvE) noodzakelijk dat is goedgekeurd door de bevoegde overheid. In dit PvE wordt de werkwijze en de randvoorwaarden van het onderzoek vastgelegd.
Optie 2: behouden dubbelbestemming en het opnemen van voorwaardes in het bestemmingsplan met betrekking tot de eisen voor benodigd archeologisch onderzoek.
Op basis van het definitieve ontwerp adviseren wij een vervolgonderzoek in de vorm van een waarderend proefsleuvenonderzoek (IVO-P) om vast te stellen welke waardering aan de aangetroffen vindplaats gegeven kan worden. Dit kan gezien het vrij beperkte oppervlakte van de ontgravingen eventueel ook in de vorm van een archeologische begeleiding waarbij er direct kan worden doorgestart naar een DO (definitief onderzoek/opgraving) ter hoogte van de geplande verstoringen. Voor dit onderzoek of archeologische begeleiding conform het protocol IVO-P is een Programma van Eisen (PvE) noodzakelijk dat is goedgekeurd door de bevoegde overheid. In dit PvE wordt de werkwijze en de randvoorwaarden van het proefsleuvenonderzoek vastgelegd.
Bij optie 2 dient opgemerkt te worden dat, indien een behoudenswaardige vindplaats wordt aangetroffen, er buiten de opgegraven delen de dubbelbestemming behouden zal blijven en latere ingrepen alsnog voorafgegaan dienen te worden door opgravingen (zoals het graven van waterpartijen, planten van bepaalde bomen, omzetten van grond ten behoeve van bloemperken). De maximale diepte van toegestane verstoringen is niet per definitie gelijk aan het huidige bestemmingsplan, maar kan minder diep worden vastgesteld door de gemeente.