Tijdens het archeologisch onderzoek aan de Van Veenweg te Heerhugowaard zijn sporen aangetroffen die duiden op de restanten van de Ondermolen die, samen met twee andere molens, de Berkmeerdijkpolder droog maalde Het gaat om delen van de voorwaterloop met de wachtdeur en mogelijk de achterwaterloop, poeren waarop de molen heeft gestaan en een beschoeiing. De eerste Ondermolen die op deze plek heeft gestaan dateert uit ca. 1630.De eerste poldermolens bestonden uit de zogenaamde achtkante binnenkruiers met een schoepenrad.De houten opbouw van de molen stond op acht bakstenen poeren, waarvan er één is aangetroffen. Van de overige poeren zijn alleen de palen van de fundering van de poeren overgebleven.Ook werden twee balken aangetroffen die de voorwaterloop van de molen vertegenwoordigen. In de voorwaterloop komt het water terecht dat door de schoepen of de vijzel verplaatst word. De dendrochronologische datering van de balken geeft aan dat de bomen gekapt zijn na 1686. Dit geeft aan dat de voorwaterloop van de eerste molen rond 1700 vervangen is door een nieuwe voorwaterloop. Het feit dat de, vooral ovale, gaten schuin in de balken zijn aangebracht spreekt tegen dat deze gebruikt zijn om een beschoeiing op te zetten. Dit bracht het idee naar voren dat de balken mogelijk hergebruikt kunnen zijn. Het lijkt aannemelijk dat de balken eerst als molenroeden in gebruik zijn geweest.Er zijn geen archeologische aanwijzingen aangetroffen die uitsluitsel kunnen geven of de molen met een scheprad of een vijzel uitgerust was. De datering van de balken en het feit dat deze hergebruikt zijn, geeft aan dat de opgegraven molen ten vroegste uit ca. 1700 zou kunnen dateren. De historie geeft aan dat de vervijzeling van deze molen in de periode 1803-1845 plaatsvond. In de eerste instantie zal de molen met een schoepenrad uitgerust zijn, aan het begin van de 19e eeuw is het schoepenrad door een vijzel vervangen. Men zou er dus vanuit kunnen gaan dat de opgegraven molen met een vijzel uitgerust was.Het is merkwaardig dat er geen vondstcomplexen zijn aangetroffen die vroeger te dateren zijn dan de late 17e eeuw. De molen is immers al te zien op een kopergravure uit 1631. In de sloot in put 1 (spoor 2) is een roodbakkende grape en een roodbakkende papkom aangetroffen (1550-1650). Dit spoor lijkt op basis van deze vondsten uit de tweede helft van de 16e of de eerste helft van de 17e eeuw te stammen.Spoor 4 in put 2 hoort echter ook bij deze sloot en hier werd een deel van een roodbakkende Friese papkom gevonden, daterend uit de 18e eeuw. Het gehele spoor zal dus in de 18e eeuw gedateerd moeten worden. Mogelijk is bij de vervijzeling van de molen het gehele terrein opgeschoond en de oude molen vervangen door een nieuwe molen. Hierbij werd de voorwaterloop waarschijnlijk buiten gebruik gesteld.Mogelijk dateren de poeren wel uit de beginperiode van de molen. Door het gebruik van hergebruikte bakstenen en het niet geschikt zijn van de paaltjes van de slietenfundering voor een dendrochronologische datering, is het helaas niet mogelijk een nauwkeurige datering aan de poeren te verbinden.
Date Submitted: 2010-06-08