Bureauonderzoek Het Bureauonderzoek toont aan dat het plangebied een verwachting heeft op archeologische resten uit de periode van de (Late) prehistorie en vanaf de Middeleeuwen tot en met de Nieuwe Tijd. Tijdens het Neolithicum ontstond in het gebied van het tegenwoordige Grou een veenmoeras. Tijdens de Romeinse tijd of de Vroege Middeleeuwen raakte het gebied overstroomd door de Middelzee. Vanaf de Volle Middeleeuwen is het gebied ontgonnnen. Het plangebied is vanaf de tweede helft van de 17e eeuw tot 1848 bebouwd geweest met Erve Oedsma. Tussen 1848 en 1911 was het plangebied onbebouwd en in gebruik als weidegebied. Vanaf 1911 is het plangebied wederom deels bebouwd geraakt. Vanaf de jaren ’70 van de vorige eeuw heeft de bebouwing zich verder verdicht. Door de nieuwe ontwikkeling wordt de bodem verstoord tot op een diepte van maximaal 2m-mv. Dit zal de mogelijk aanwezige archeologische en (ondergrondse) bouwhistorische waarden verstoren c.q. vernietigen. Archeologische niveaus uit de prehistorie worden verwacht op het pleistocene zand op een diepte van ca. 3-6m-mv. Deze laag zal niet door de nieuwe ontwikkeling (max. -2m-mv) verstoord worden. Archeologische resten uit de Romeinse Tijd en/of Vroege Middeleeuwen kunnen eventueel verwacht worden aan de top van het veenpakket. Archeologische resten vanaf de Volle Middeleeuwen en Nieuwe Tijd liggen in en boven de kleilaag tot max. 1,90m-mv. De archeologische laag bestaat meestal uit een vermenging van onder meer kleine fragmenten aardewerk, houtskool en bot met het oorspronkelijke substraat waarin grondsporen voor kunnen komen. De meeste typen archeologische resten (bot, houtskool, aardwerk, metaal) zullen door de natte en zuurstofloze condities goed zijn geconserveerd. Veldonderzoek Op grond van de resultaten van het veldonderzoek kan geconcludeerd worden dat de bovenste 90 cm in het plangebied bestaat uit subrecent opgebracht ophoogzand dat grotendeels beklinkerd is. Dit zal samenhangen met de realisatie van het industrieterrein in de jaren ’70 van de vorige eeuw. Daaronder is in 5 van de 7 boringen een min of meer intacte bodemopbouw aangetroffen, waarbij natuurlijke kleiafzettingen van de Middelzee (behorend tot de Formatie van Naaldwijk) in de Volle Middeleeuwen en Nieuwe Tijd door menselijke invloed verspit zijn en als gevolg van landgebruik (landbouw) vermengd zijn met humeus materiaal en afval. Deze bodem is te typeren als een drechtvaaggrond. Vanaf een diepte van gemiddeld 190 cm-mv is een ongeroerd veenpakket aanwezig dat gerekend kan worden tot de Formatie van Nieuwkoop. Dit veenpakket is minimaal 30 cm dik (de maximale boordiepte bedroeg 220 cm-mv).