In opdracht van Grontmij Nederland BV heeft Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed tussen oktober 2012 en september 2015 een Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen en oppervlaktekartering uitgevoerd ter plaatse van verscheidene planlocaties in de provincie Zeeland. Aanleiding tot dit onderzoek is de voorgenomen realisatie van een nieuwe 380 kV hoogspanningsverbinding tussen het hoogspanningsstation Borssele en het landelijke hoogspanningsnet bij Tilburg. Voorliggende studie behelst vooralsnog enkel het deel van het tracé binnen de Provincie Zeeland, vanaf het hoogspanningsstation Borssele tot aan het station te Rilland. Ten behoeve van de realisatie van de nieuwe verbinding is een Rijksinpassingsplan opgesteld. Voorliggend onderzoek werd uitgevoerd in het kader van dit Rijksinpassingsplan. De lokale overheden worden, omwille van hun regionale kennis, betrokken in de besluitvorming. Bij het opstellen van dit plan wordt geconformeerd aan het beleid van de lokale overheden. Meer concreet betekent dit dat voor de realisatie van de masten een omgevingsvergunning dient te worden aangevraagd. Binnen het Zeeuwse deel van het tracé zijn tot aan station Rilland 114 mastlocaties voorzien. Voor alle mastlocaties waar de vrijstellingsgrenzen, zoals opgenomen in het gemeentelijk archeologiebeleid, worden overschreden, wordt de uitvoering van een archeologisch (voor)onderzoek noodzakelijk geacht. Conform de Regeling aanvullende richtlijnen voor archeologisch onderzoek in de provincie Zeeland 2014 dient het vooronderzoek te bestaan uit een Archeologisch Bureauonderzoek, aangevuld met een Inventariserend Veldonderzoek door middel van (verkennende) boringen. Toetsing van de mastlocaties aan het gemeentelijk beleid leert dat onderzoeksverplichting geldt voor 101 mastlocaties. De onderzoeksopdracht omvatte in eerste instantie het uitvoeren van een Archeologisch Bureauonderzoek waarbij per mastlocatie een inventarisatie werd gemaakt van de bekende en verwachte archeologische waarden binnen het plangebied. De bekende gegevens met betrekking tot het plangebied, zoals geo(morfo)logische en bodemkaarten, historische kaarten, luchtfoto’s en Actueel Hoogtebestand werden hierin meegewogen. Daarnaast werden databanken zoals Archis en het Zeeuws Archeologisch Archief geraadpleegd. Op basis van de verzamelde gegevens werd per mastlocatie een archeologisch verwachtingsmodel opgesteld Voor alle onderzoeksplichtige mastlocaties werd tijdens het bureauonderzoek de archeologische verwachting bepaald, voor elk van de voorkomende geologische niveaus waarop vindplaatsen kunnen worden aangetroffen. Voor de resultaten daarvan wordt verwezen naar de desbetreffende paragraaf per mastlocatie. Samenvattend kan gesteld worden dat op basis van het bureauonderzoek voor de meeste (94) van de mastlocaties een middelhoge of hoge verwachting bestaat op het aantreffen van archeologische vindplaatsen voor één of meerdere geologische niveaus. Voor de 7 overige mastlocaties kan reeds op basis van de beschikbare geologische, archeologische en historische informatie gesteld worden dat de kans op het aantreffen van archeologische waarden laag is. Tijdens het daaropvolgende Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen, werd het opgestelde archeologische verwachtingsmodel middels 4 boringen per mastlocatie getoetst en, indien nodig, bijgesteld. Tussen oktober 2012 en december 2013 zijn reeds 42 mastlocaties geboord. Tussen juni en september 2015 werden de overige mastvoetlocaties onderzocht. Voor één mastvoetlocatie, mastvoet 1007, werd geen betredingstoestemming verkregen van de eigenaar. De veldtoets is hier dus ook niet uitgevoerd. Op basis van de resultaten van het veldonderzoek is het, tijdens het bureauonderzoek opgestelde, verwachtingsmodel bijgesteld en verfijnd. Dit houdt in dat voor een aanzienlijk aantal locaties de verwachting op het aantreffen van archeologische vindplaatsen beargumenteerd tot laag kon worden bijgesteld. Voor de overige locaties werd, na het afronden van het totale onderzoek, een middelhoge of hoge verwachting op het aantreffen van archeologische vindplaatsen op één of meerdere geologische niveaus, gehandhaafd. Op basis van deze archeologische verwachtingswaarde is, rekening houdend met de geplande ontgravingsdiepte, advies geformuleerd aan de hand waarvan een beleidsbeslissing genomen kan worden ten aanzien van een eventuele vervolgstap in de AMZ (Archeologische Monumenten Zorg) cyclus: vrijstelling of eventueel nader archeologisch onderzoek.