Het plangebied en de directe omgeving bestaan uit ongestuwde preglaciale zanden, die afkomstig zijn van voorlopers van de Rijn. Op de preglaciale afzettingen is een esdek aangebracht. De bodem betreft haarpodzolgronden of hoge zwarte enkeerdgronden, afhankelijk van de dikte van het aanwezige esdek. In het plangebied en de directe omgeving zijn vooralsnog geen archeologische vindplaatsen geregistreerd, met uitzondering van één enkele grafheuvel op circa 500 m van het plangebied. De gemeentelijke archeologische beleidskaart en de daaruit afgeleide bestemmingsplankaart geven voor het plangebied een middelhoge (noordelijk deel) en hoge verwachting (zuidelijk deel) aan. Op basis van de landschappelijk gegevens en vondstmeldingen en onderzoek in vergelijkbare condities in de omgeving kan worden gesteld dat voor het plangebied op basis van het bureauonderzoek een hoge verwachting geldt. Het betreft eventuele resten van verspreide begraving, bewoning en landgebruik voorafgaande aan de dorpsvorming in de Late Middeleeuwen. Daarbij zal het voor de vroegere perioden vermoedelijk gaan om losse vondsten. Vanaf de IJzertijd kan uitgegaan worden van sporen en structuren van de volgende complextypen: nederzetting, infrastructuur en in mindere mate graven of grafvelden. Op basis van het verkennende booronderzoek kan worden gesteld dat de bodem in het plangebied is verstoord of bestaat uit zogenaamde AC-profielen waarbij de bouwvoor direct op de C-horizont ligt. Bij de laatstgenoemde boringen zijn aanwijzingen voor het aftoppen van de bodem ter plekke. Bij vrijwel alle boringen kan ervan worden uitgegaan dat de verstoringen reiken tot dieper dan het archeologische niveau. Eventueel aanwezige archeologische waarden zijn waarschijnlijk niet meer aanwezig. Op basis van de resultaten van het booronderzoek kan de archeologische verwachting worden bijgesteld naar laag. Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek is vervolgonderzoek niet noodzakelijk.