SamenvattingTransect heeft in mei 2014 een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek, verkennende fase, uitgevoerd op het perceel aan de Voordijk 34 te Schelluinen (gemeente Giessenlanden; zie figuur 1). De aanleiding voor het onderzoek is de aanvraag van een omgevingsvergunning in verband met de geplande nieuwbouw van een dubbel woonhuis. Hiertoe zal de bestaande woning worden gesloopt. De nieuwe woning komt ter hoogte van de huidige woning te staan. De oppervlakte van het bouwvlak van de nieuwe woning is circa 240 m2 (zie figuur2).Het plangebied heeft volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Giessenlanden een zeer hoge verwachting op archeologische waarden uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. Dit in verband met de ligging in een voormalig ontginningslint, ter hoogte van een middeleeuwse huisterp. Hiervoor geldt dat bij bodemingrepen groter dan 30 m2 en dieper dan 30 cm onder maaiveld archeologisch vooronderzoek moet worden uitgevoerd. Deze grenzen worden door het plan overschreden. Daarom is onderhavig onderzoek uitgevoerd.ConclusieUit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied een zeer hoge verwachting heeft op archeologische waarden die samenhangen met het veenontginningslint. Deze dateren naar verwachting uit de periode van de Late-Middeleeuwen (1000-1500 na Chr.) en Nieuwe tijd A (1500-1650 na Chr.). Volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Giessenlanden ligt in het plangebied een huisterp uit deze periode.Voor de overige perioden heeft het plangebied een lage verwachting. Het plangebied ligt te ver verwijderd van de stroomruggen van de Schaik en het getijdensysteem van de Giessen om te spreken van een reële verwachting op archeologische waarden uit het Midden- en Laat-Neolithicum. Op het Actueel Hoogtebestand Nederland 2 (AHN2) zijn ook geen reliëfverschillen te zien, die samen kunnen hangen met crevasse-afzettingen.Het verkennend booronderzoek lijkt de archeologische verwachting te bevestigen, namelijk dat in het plangebied sprake is van een huisterp uit de Late Middeleeuwen – Nieuwe Tijd B. De waarnemingen in boringen 1 en 2 zijn de meest concrete aanwijzingen hiervoor. In boring 1 is op een diepte van 65-90 cm –Mv, in een antropogene ophogingslaag, een klein scherfje handgevormd aardewerk gevonden; waarschijnlijk een fragment van een kogelpot. In boring 2 is eveneens in een antropogene ophogingslaag, op een diepte van 150 cm –Mv, een botfragment gevonden. Het materiaal uit een leidingsleuf die tijdens het onderzoek open lag en waar dus waarnemingen in konden worden verricht, roept nog wat vragen op, namelijk waarom het relatief klein schervenmateriaal betreft met relatief verweerde breukvlakken. Het zou kunnen betekenen dat hier het bovenste deel van de bodem gestort materiaal betreft, bijvoorbeeld een toemaakdek.AdviesOp basis van het bureau- en verkennend booronderzoek is er voldoende aanleiding voor vervolgonderzoek in de vorm van bijvoorbeeld een archeologische begeleiding, maar aangezien er geen ontgravingen gaan plaatsvinden (er wordt grond opgebracht en de nieuwe woning wordt onderheid), is dit niet aan de orde. Dan blijft de mogelijkheid bestaan om na sloop van de huidige woning een kleine proefsleuf te trekken (waarderend proefsleuvenonderzoek). Te overwegen valt om voorafgaande aan de sloop/nieuwbouw een dergelijke proefsleuf c.q. proefput direct aan de noordzijde van de huidige woning te trekken, vanuit de veronderstelling dat hier de archeologische situatie dezelfde is als onder de huidige woning. Een alternatief voor vervolgonderzoek is om het palenplan (i.c. fundering) voor de nieuwe woning zodanig aan te passen, dat een minimum aan heipalen wordt gebruikt, zodat enerzijds het verstorend effect beperkt blijft en anderzijds in de – verre – toekomst onderzoek mogelijk blijft.