In opdracht van de Combinatie Mooder Maas heeft BAAC een Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven (IVO-P) uitgevoerd op vindplaats 8 van het plangebied Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum. Aanleiding voor dit onderzoek is de voorgenomen gebiedsontwikkeling die langs de Maas tussen Ooijen en Wanssum plaatsvindt. Op basis van archeologisch vooronderzoek in de vorm van een IVO kartering plus en een waarderend proefsleuvenonderzoek werd binnen vindplaats 8 bewoning verwacht uit de ijzertijd en de Romeinse tijd. Landschappelijk bezien blijkt vindplaats 8 op een sterk zandige oeverwal te liggen die pas na de laat-Romeinse tijd is ontwikkeld. Uit de OSL-dateringen blijkt dat de oeverwal is gevormd omstreeks 870-1070 na Chr. en dat de bovenzijde ervan nog geploegd is na 1240-1540 na Chr. De recente bouwvoor dateert van na die tijd. De oeverwal dekt geulafzettingen af in een laag gelegen geulzone langs de vroeg-holocene Blitterswijck-restgeul. De top van de geulafzettingen ligt rond 12,7 a 12,9 m +NAP. In deze laag liggende zone zijn geen sporen waargenomen.Tijdens het onderhavige onderzoek zijn sporen aangetroffen die als gevolg van de beakkering zijn ontstaan (ploegsporen). Tevens zijn enkele kleine natuurlijke verstoringen gevonden en een ondiep en ovaal spoor waarvanaangenomen wordt dat ook deze een natuurlijke oorsprong heeft. Vondsten zijn meer talrijk vertegenwoordigd, maar hun spreiding is random te noemen.In totaal zijn 21 vondsten verzameld, variërend van aardewerk tot natuursteen (waaronder vuursteen). Het vondstmateriaal kent een brede datering vanaf het neolithicum/de bronstijd tot in de middeleeuwen en moet op basis van de middeleeuwse datering van de oeverwal als ex-situ aardewerk worden beschouwd. Op basis van de inzichten in de bodem, aard van de aangetroffen sporen en hun verspreiding blijkt dat ter plaatse resten aanwezig zijn die gelieerd zijn aan het gebruik van het terrein als akker. Vanwege de grote variatie in de vondstdateringen bestaat het vermoeden dat dit gebied mogelijk al vanaf Romeinse tijd als zodanig in gebruik is. Na de waardering van de resten kan worden geconcludeerd dat binnen vindplaats 8 geen behoudenswaardige vindplaats aanwezig is, wat leidt tot de conclusie dat het terrein vrijgegeven kan worden voor verdere ontwikkeling.