Van 17 november 2006 tot en met 6 december 2006 voerde ACVU-HBS een opgraving uit in het plangebied Druten-Wilhelminastraat. De opdrachtgever was het ingenieursbureau van Kleef B.V. De aanleiding van het onderzoek vormde de geplande aanleg van bergbezinkvoorzieningen.In het plangebied zijn drie werkputten aangelegd met elk twee vlakken. In totaal is 2.236 m2 archeologisch vlak en 74.5 meter profiel gedocumenteerd. Het archeologisch onderzoek heeft sporen en vondsten opgeleverd uit de Romeinse tijd en deLate Middeleeuwen. De sporen uit de Romeinse tijd zijn afgedekt door afzettingen van de Waal. Dezeafzettingen hebben in verschillende fases plaatsgevonden. Het sporenbestand is in zeven fases onderverdeeld, waarbij de eerste vijf fases in de Romeinse tijd te plaatsen zijn. Fase 6 en 7 behoren tot respectievelijk de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd. De vroegste occupatie van het plangebied is te situeren in de midden-Romeinse tijd. Materiaal uit de Late IJzertijd en de vroeg-romeinse tijd is eveneens aanwezig, maar bevindt zich in jongere, midden-Romeinse contexten. De bewoning in de Late IJzertijd en de vroeg-Romeinse tijd is te situeren ter hoogte van Druten-Klepperhei, direct ten zuiden van het plangebied Druten-Wilhelminastraat. Omstreeks het midden van de 3de eeuw na Chr. lijkt het terrein in onbruik geraakt te zijn. Enkele aardewerkfragmenten kunnen echter wel nog tot in het eerste kwart van de 4de eeuw gedateerd worden.In totaal zijn 98 sporen aangetroffen. Het gaat voornamelijk om greppels (22), kuilen (9) enpaalkuilen (23). Structuren zijn niet aanwezig. De greppels zijn globaal oost-west georiënteerd of haaks daar op. De oriëntaties wijzigen in geringe mate in de verschillende fases. Deze oriëntatie is bepaald door een langgerekte laagte, waarvan het noordelijke deel is aangesneden. Het gaat hier mogelijk om een ondiepe geul die ontstaan is tijdens een overstroming voor de Romeinse tijd. In de Romeinse tijd moet deze als een flauwe laagte zichtbaar zijn geweest in het landschap. Mogelijk is deze laagte te relateren aan de depressie die de nederzetting Druten-Klepperhei noordelijk zou begrenzen De functie van de greppels blijft ongewijzigd gedurende de verschillende fases, namelijk percelering en ontwatering. Het terrein is vermoedelijk in gebruik geweest als akkerland. Het botanisch onderzoek heeft uitgewezen dat het landschap bomenarm was. De akkers lagen op de drogere gronden, waar ook bosschages met eiken voorkwamen. De nattere delen bestonden uit moerasvegetaties of vochtige weidegronden en hooilanden. Het pollenonderzoek wees uit dat de greppels in het plangebied niet het hele jaar door watervoerend waren. Hun functie was dus drainerend in natte jaargetijden.Het vondstmateriaal bestaat uit het normale spectrum dat te verwachten is in een inheems-Romeinse nederzetting in het rivierengebied in de midden-Romeinse tijd. De conservering van devondsten is matig tot goed te noemen. Opvallend bij het dierlijke bot is het hoge percentage paardenbot.