In opdracht van de familie Staallekker en de heer J. Compeer heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in februari 2009 een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in verband met geplande nieuwbouw op twee locaties aan het Laantje van Van Wissen in de gemeente Voorschoten. Doel van dit onderzoek was allereerst het middels bureauonderzoek verwerven van informatie over bekende en te verwachten archeologische waarden teneinde een gespecificeerde verwachting op te stellen. Het doel van het veldonderzoek was vervolgens die verwachting te toetsen en voorzover mogelijk een eerste indruk te geven van de kwaliteit (gaafheid en conservering) aard datering omvang en diepteligging van eventueel aangetroffen archeologische vindplaatsen. Op basis van de onderzoeksresultaten en de aard en omvang van de voorgenomen bodemingrepen in het plangebied is vervolgens een advies met betrekking tot archeologisch vervolgonderzoek geformuleerd. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek gold bij de aanvang van het veldonderzoek voor het plangebied een hoge verwachting voor het aantreffen van vindplaatsen vanaf het Laat Neolithicum. Tevens ligt het plangebied in een zone met 17e-eeuwse boerderijen. Tijdens het veldonderzoek zijn in het plangebied geen directe aanwijzingen voor de aanwezigheid van (een) intacte archeologische vindplaats(en) aangetroffen. Door de (sub)recente bodemingrepen is de top van de oorspronkelijke duinen strandzanden verstoord. Hierdoor zijn geen (intacte) vindplaatsen op dit niveau in het plangebied (meer) aanwezig. Omdat in de bodem van het perceel met huisnummer 230 veen is aangetroffen en het (Oud) duinzand aangetroffen in de boringen 1 t/m 7 niet diep verstoord is (tot ca. 07 m -Mv ; ca. 08 m -NAP) is het mogelijk dat vegetatiehorizonten (en overstoven niveaus) in de diepere ondergrond aanwezig zijn. Daarmee zijn mogelijk vindplaatsen op diepere niveaus in het plangebied aanwezig. Tussen de twee percelen waar de huizen gebouwd gaan worden heeft een historische boerderij uit waarschijnlijk de 17e eeuw gestaan. Er zijn geen (duidelijke) archeologische aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van het (achter)erf van de 17e-eeuwse boerderij. Uit het onderzoek blijkt dat het perceel opgehoogd is met 1m zand (bij het huis gaat dat nog gebeuren). Indien het huis op staal (bodemverstoring ca. 08 m -Mv) en zonder (diepe) kelder wordt gebouwd reiken de bodemingrepen niet dieper dan de reeds bestaande bodemverstoringen. Wanneer de bodemingrepen niet dieper reiken dan circa 085 m -NAP zullen geen archeologische resten verstoord raken en wordt geen vervolgonderzoek aanbevolen. Indien de bodemingrepen dieper reiken dan 085 m -NAP (heipalen en diepe kelder) wordt archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. Aanbevolen wordt om dit vervolgonderzoek te laten plaatsvinden in de vorm van een inventariserend veldonderzoek (IVO) karterende fase bestaande uit een proefsleuvenonderzoek. Een proefsleuvenonderzoek (IVO-P) behoort conform de KNA versie 3.1 plaats te vinden op basis van een Programma van Eisen (PvE). Dit PvE dient voor aanvang van het onderzoek te worden opgesteld door een senior-archeoloog Perceel met huisnummer 232 Uit het onderzoek blijkt dat de bodem waar het huis op staat diep verstoord is en daarom wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. De toekomstige garage wordt gebouwd op de plek waar de huidige schuur staat. De bodemingrepen reiken niet dieper dan de reeds bestaande bodemverstoringen. Indien de bodemingrepen op de plaats van de garage dieper gaan dan circa 10 m -NAP wordt archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. Aanbevolen wordt om dit vervolgonderzoek te laten plaatsvinden in de vorm van een inventariserend veldonderzoek (IVO) karterende fase bestaande uit een proefsleuvenonderzoek. Een proefsleuvenonderzoek (IVO-P) behoort conform de KNA versie 3.1 plaats te vinden op basis van een Programma van Eisen (PvE). Dit PvE dient voor aanvang van het onderzoek te worden opgesteld door een senior-archeoloog Algemeen Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen dan is dan is conform artikel 53 en 54 van de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap c.q. de RACM verplicht (vondstmelding via ARCHIS). Met betrekking tot de bevindingen van onderhavig onderzoek dient contact opgenomen te worden met de provinciaal archeoloog van Zuid-Holland (drs. R.H.P. Proos).