Er is een middelhoge verwachting voor de perioden Finaal Paleolithicum tot en met Mesolithicum/Neolithicum voor het westelijke deel van het plangebied vastgesteld. Hier kon in 9 boringen dit pakket worden aangeboord. In één boring (boring nr. 7, gelegen centraal in het plangebied) kon worden vastgesteld dat het Laagpakket van Wierden door latere activiteit vanuit het Laagpakket van Walcheren geërodeerd was. In de overige boringen (nrs. 1, 3, 4, 5, 6, 8, 10, 11 en 15) kon worden vastgesteld dat het Laagpakket van Wierden niet geërodeerd was. Het Laagpakket van Wierden kan hier aangetroffen worden op een diepte tussen 1,19 en 1,83 meter –NAP (2,50 en 3,85 meter beneden maaiveld). In het oosten van het plangebied en ter plaatse van boringen nr. 2, 9 en 16 kon de verwachting niet getoetst worden, hier bevindt het laagpakket zich buiten de maximale boordiepte van de betreffende boringen. In boringen nr. 2 en 16 is dit door de aanwezigheid van ondoordringbaar baksteen, hier bestaat de mogelijkheid dat het Laagpakket van Wierden nog intact bewaard gebleven is. Ter plaatse van boring nr. 9 is mogelijk een middeleeuwse afwateringskanaal aangeboord en zal de bovenzijde van het Laagpakket van Wierden naar verwachting verdwenen zijn. In de overige boringen (nr. 12, 13, 14 en 17) is een geul aangetroffen, hier is de bovenzijde van het laagpakket door de geul weg geërodeerd. Voor de zone rond deze boringen geldt dan ook geen archeologische verwachting voor het betreffende niveau (en perioden). De verwachting voor het Basis-/Hollandveen kon wel bijgesteld worden op basis van het veldonderzoek. Voor wat betreft de onderzijde en het opgaand pakket veen (Neolithicum – Vroege IJzertijd) geldt op basis van het veldonderzoek een lage verwachting voor het grootste deel van het plangebied. Voor dit niveau geldt eveneens dat het in het oosten van het plangebied (boringen nr. 12, 13, 14 en 17) en ter plaatse van boringen nr. 7 en 9 niet langer aanwezig is (en er dus geen verwachting is). Voor de bovenzijde van het Hollandveen (Late IJzertijd – Romeinse tijd) was op basis van het booronderzoek een ingrijpende aanpassing van het verwachtingsmodel mogelijk. Tijdens het onderzoek is namelijk enkel in de zone van boringen nr. 5, 10, 11 en 15 intact veen vastgesteld, voor deze zone geldt een middelhoge verwachting. In de overige delen van het plangebied ontbreekt het veen in het boorprofiel (boringen nr. 7, 9, 12, 13, 14, en 17) of is de top van het veen geërodeerd door het laagpakket van Walcheren (boringen nr. 1, 3, 4, 6 en 8). Voor deze geldt geen archeologische verwachting. Voor boringen nr. 2 en 16 kon de verwachting door de aanwezigheid van een ondoordringbare laag niet vastgesteld worden. Het intacte veenpakket kan worden aangetroffen vanaf een diepte van 0,22 en 0,82 meter –NAP (1,60 tot 1,95 meter beneden maaiveld). Voor het Laagpakket van Walcheren geldt een lage verwachting voor de Vroege Middeleeuwen en Late Middeleeuwen A. Voor hetzelfde pakket en de daarop gelegen ophoog- en bewoningslagen geldt een hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de Late Middeleeuwen B en Nieuwe tijd.