In het kader van de voorgenomen aanleg van een fietstunnel onder het spoor tussen de Ter Stegestraat en Averbergen te Olst, gemeente Olst-Wijhe (OV), heeft Laagland Archeologie op 22 en 23 april 2020 een Inventariserend veldonderzoek - proefsleuven uitgevoerd in het deel van het plangebied dat ten oosten van het spoor ligt. Uit eerder archeologisch onderzoek is gebleken dat het plangebied hier een historisch bekend boerderij-erf doorkruist, dat teruggaat tot de Middeleeuwen. Op basis daarvan is door het bevoegd gezag besloten dat er een aanvullend onderzoek plaats diende te vinden in de vorm van een Inventariserend veldonderzoek – proefsleuven om de archeologische verwachting te toetsen en eventueel aanwezige vindplaatsen te waarderen. Bij het onderzoek zijn drie proefsleuven onderzocht, waarvan de ligging zodanig is aangepast dat de kabels en leidingen zoveel mogelijk zouden worden ontweken. Daarin is conform het Programma van Eisen op twee niveaus een onderzoeksvlak gedocumenteerd.Bij het onderzoek is een behoudenswaardige archeologische vindplaats aangetoond binnen het plangebied, die ter plekke van de voorgenomen bodemingrepen met verstoring wordt bedreigd. Op een diepte van 60 tot 80 cm onder het maaiveld is een sporenniveau aangetroffen met sporen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. In de noordwestelijke helft is ter plekke van het voormalige boerderij-erf van Heer Greves Hofstede een hoge sporendichtheid aangetroffen van sporen uit de Nieuwe tijd die aan het boerderij-erf zijn toe te schrijven. Aangetroffen zijn een waterput uit de late 16e tot eerste helft van de 17e eeuw, diverse paalsporen en kuilen uit de 17e tot en met 19e eeuw en het uitbraakspoor van een funderingspoer van de in de 20e eeuw afgebroken boerderij. Daarnaast zijn een sloot en een greppel gevonden uit de Late Middeleeuwen, die vermoedelijk deel uitmaakten van een verkaveling volgend op een historisch gedocumenteerde landverdeling in 1311/1312. Het betreft een greppel tussen twee akkerpercelen en een watervoerende sloot, die tot het einde van de Middeleeuwen vermoedelijk de begrenzing vormde van het terrein van de voorgangers van de latere havezate Averbergen direct zuidoostelijk van het plangebied. In het zuidoostelijk deel van het onderzoeksgebied zijn een dierbegraving aangetroffen en een grote, vondstrijke kuil uit de eerste helft van de 14e eeuw, die als randverschijnselen worden beschouwd van bewoning op het genoemde havezateterrein. Zowel het aardewerk als dierlijk botmateriaal wijzen op een bovengemiddelde welstand en bakstenen wijzen op steenbouw. Het aangetroffen sporenniveau bevindt zich in de bovenzijde van een complexe stratigrafie van natuurlijke rivierafzettingen die voorafgingen aan de bedijking en landverdeling en waardevolle fysisch geografische informatie bevatten over de geschiedenis van de IJsselafzettingen. Op basis van de resultaten van het onderzoek heeft de bevoegde overheid besloten tot een doorstart naar een vlakdekkende opgraving.