Inventariserend veldonderzoek d.m.v. boringen, verkennende fase prof. dr. Dorgelolaan, Dutch Mountains, Eindhoven, gemeente Eindhoven

DOI

Antea Group heeft in februari 2022 een inventariserend veldonderzoek d.m.v. boringen (verkennende fase) uitgevoerd in het kader van de geplande herontwikkeling van plangebied Prof. Dr. Dorgelolaan (Dutch Mountains) te Eindhoven,gemeente Eindhoven. In een eerder stadium heeft de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant een archeologischbureauonderzoek uitgevoerd. Dit bureauonderzoek is als bijlage toegevoegd aan de onderhavigerapportage.Conclusies bureauonderzoekDe bekende archeologische gegevens geven voor het plangebied voldoende concrete aanwijzingen voor een middelhoge verwachting voor fossiele resten van dieren of planten uit alle periodes, een middelhoge verwachting voor deposities en aan water gerelateerde resten uit de periode Bronstijd t/m de Volle Middeleeuwen, een middelhoge verwachting voor resten van akkerindeling en infrastructuur, ambachtelijke kuilen leemwinnings- en zandwinningskuilen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd en een lage verwachting voor resten uit de TweedeWereldoorlog. Deze resten worden verwacht vanaf een diepte van 50-100 cm onder maaiveld. Of er van het bodemarchief nog resten aanwezig zijn, is niet op basis van dit bureauonderzoek vast te stellen. Dat hangt af van de intactheid van de bodem. Ter plaatse van het plangebied zou, volgens de kaart van het fysische landschap deels veenvoorkomen. Uit de reeds uitgevoerde milieukundige boringen blijkt dat ter plaatse van het plangebied geen veen (meer) voorkomt. Verder blijkt uit dit onderzoek dat de oorspronkelijke bodem in het plangebied is afgedekt door een antropogene laag van 50-100 cm. In de milieukundige boringen wordt niet beschreven of het om opgehoogde grond gaat of om verstoorde lagen. Gezien de werkzaamheden die uitgevoerd zijn in de directe nabijheid van de Dommel, waarbij gewerkt werd met een gesloten grondbalans, is het waarschijnlijk dat een deel van deze antropogene laag (ca. 50 cm) bestaat uit opgehoogde grond. Vanwege dezelfde werkzaamheden, de aanleg van riolering en andere infrastructuur en het net gesloopte gebouwtje in het plangebied, is de grond daaronder mogelijk verstoord geraakt. Daarover bestaat echter geen zekerheid, waardoor nog geen uitspraken gedaan kunnen worden over deaanwezigheid van eventuele vindplaatsen in het plangebied. Geadviseerd werd om in het plangebied een verkennend booronderzoek uit te laten voeren op de plaatsen waar voor de werkzaamheden dieper gegraven zal gaan worden dan 1 m – mv. Hiermee kan worden vastgesteld tot welke diepte de bodem in het plangebied opgehoogd danwel verstoord is en of de bodem onder deze antropogene lagen nog intact is.Conclusies veldonderzoekAangaande de mate van verstoring is te vermelden dat er een dik pakket aan opgehoogde en omgewerkte grond aanwezig is. De bovenste anderhalve meter bevat vaak puin. Daaronder is vaker sprake van omgewerkte lagen. Veel boringen moesten daarmee herhaaldelijk worden verplaatst of na driemaal proberen gestaakt. De berekende gemiddelde dikte van het opgebrachte en omgewerkte pakket is 219 cm. Op basis van de bodembeschrijvingen van het archeologisch bodemonderzoek, aangevuld met gegevens uit het milieukundig bodemonderzoek, volgt dat de gespecificeerde verwachting uit het bureauonderzoek grotendeels kan worden bevestigd. Er was vooral een verwachting uitgesproken voor onderdelen van het Dommeldal waarin fossiele resten van planten en dierengoed bewaard konden blijven (natte context) en die ook een zone betrof waar in het verleden votiefoffers of rituele depots kunnen zijn achtergelaten. Het bureauonderzoek noemt enkele voorbeelden: mogelijk en Flint Ovalbeil uit het midden tot laat neolithicum, elders een houten Mariabeeld en een pot met munten (middeleeuwen/nieuwe tijd). Voor deze verwachting is een intacte bodem een vereiste. Het veenpakket is over het gehele westelijke deel van hetplangebied aangetroffen (in de groenstrook tussen de viaducten alsook onder de westelijke parkeerplaats). Een daadwerkelijk grotendeels intacte bodem is in boring 02 aangetroffen. De condities die overeenstemmen met deze middelhoge verwachting op beekdalgerelateerde complexen zijn dus aanwezig en de verwachting kan na de veldtoets worden gehandhaafd. In de beekdalzone (gradiëntzone) vormde zich een moerassig gebied met een bosvegetatie. Inhet veen komen insluitingen of laagjes voor van zand, leem en klei, die zich zowel onder, boven als binnen in het veenpakket zich bevinden. Dit sediment is meegekomen met hoogwater, maar vermoedelijk ook door hevigere overstromingen. In het omringende gebied, waar geen veen voorkomt, zal bij overstromingen de top van het natuurlijk zandprofiel zijn aangerijkt met een fijnere fractie, waardoor een pakket zandige leem of lemig zand ontstond. Dit wordt althans vermoed op basis van de leemresten in de omgewerkte pakketten en het leem dat bij de meer intacte profielen het veen begeleid. De vermoedelijk oorspronkelijke leemlaag op het zand is mogelijk in boring 15 aangetroffen op 14 m +NAP (3 m -mv). De gereconstrueerde zandhoogte in het oostelijk deel van het plangebied bedraag 14-14,5 m +NAP: ongeveer 2 tot 1,5 m lager dan het huidige maaiveld. De houtskoolbrokjes in boring 02 kunnen worden beschouwd als een mogelijke archeologische indicator. Dit houtskool is aangetroffen in het broekveen in de beekdalbegeleidende zone. Het houtskool kan zijn meegedreven op het water van de beek en in de randzone van het beekdal zijn afgezet. Het is geen directe aanwijzing voor een archeologische vindplaats.SelectieadviesHoewel gradiëntzones in het verleden gunstige bewoningscondities leverden, worden resten van bewoning in het huidige plangebied niet verwacht. Het plangebied stond lag daarvoor vermoedelijk te sterk onder de invloed van de Dommel en was (ook waar geen veen is aantroffen) vermoedelijk te nat. De verwachting die voor het plangebied kan worden gehandhaafd is de verwachting op beekdalgerelateerde vindplaatsen. Deze verwachting is middelhoog voor de meest westelijke zone van het plangebied (laaggelegen beekdalzone), vooral bij het hooggelegen deel van het fietspad (boring 02). Bij het lage deel van het fietspad (direct langs de Dommel) is al iets meer verstoring aanwezig (boring 01 en 03). Vanaf boring 02 richting het oosten neemt de mate van verstoring gemiddeld genomen verder toe. Vooral de kans op aftopping en/of afgraving van het veenpakket is hier groter. De resultaten van dit onderzoek en daarmee ook de verwachting is zeer vergelijkbaar met de resultaten van het recent uitgevoerde onderzoek aan de zuidzijde van het bestaande station. In het oostelijke deel van het plangebied is vermoedelijk veelal tot de pleistocene bodem afgegraven en vermengd met de bovengrond. Resten van oorspronkelijke bodems zijn niet aangetroffen. Hiermee is de verwachting op archeologische resten laag. Wel bestaat de kans op de sporen van landinrichting, zoals de diepere vullingen van voormalige berm of perceelsloten. Deze kunnen worden aangetroffen in een eventueel te graven bouwput. Ook kunnen nog vullingen van vennetjes worden verwacht die de beekdalzone flankeren. Voor deze vennetjes geldt een vergelijkbare verwachting als voor de beekdalzone. Eventuele beekdalgerelateerde vindplaatsen kennen een lage dichtheid en een zeldzaam voorkomen. Effectieve opsporing is derhalve niet mogelijk, alleen door (toevallige) waarneming tijdens graafwerkzaamheden kan een dergelijke vindplaats worden aangetroffen. Om dezewaarnemingskans te faciliteren adviseren wij tot het uitvoeren van een archeologische begeleiding, die bestaat uit archeologisch begeleiding tijdens het graven of uit veldinspecties tijdens het aanleggen van de bouwput voor de kelder van het te bouwen complex en de eventuele aanlegput voor diepriool. Voor andere reguliere te voorziene werkzaamheden, zoals de aanleg van kabels en leidingen, de groenvoorziening en andere terreininrichting is geenverstoring van eventuele archeologische resten te verwachten. Voor de werkzaamheden tot 1,5 m -mv wordt vrijgave geadviseerd. Een archeologische begeleiding vindt plaats onder protocol proefsleuven (4003) met een door debevoegde overheid geaccordeerd Programma van Eisen. In het Programma van Eisen kan de vorm en intensiteit van de begeleiding worden vastgelegd en hierin wordt rekening gehouden met de middelhoge verwachting in de beekdalzone (met deels intact veen) in het westelijke deel en de lage verwachting op resten van landinrichting en mogelijke vennetjes in het oostelijk deel. Het bovenstaande betreft een selectieadvies. Dit rapport is ter beoordeling voorgelegd aan destadsarcheoloog van Eindhoven. De opmerkingen zijn in de huidige revisie (01) van het rapport verwerkt. Revisie 01 van dit rapport kan daarmee worden beschouwd als eindversie.

Antea Group Archeologie 2022/18

Date Submitted: 2022-05-09

Issued: 2022-04-21

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zna-fjmw
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-zna-fjmw
Provenance
Creator R. Fens; I. Fleuren
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor I. Fleuren; Antea Group, Heerenveen
Publication Year 2022
Rights CC-BY-NC-SA-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/4.0
OpenAccess true
Contact I. Fleuren (Antea Group)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/pdf; application/zip
Size 16120034; 40387
Version 1.0
Discipline Humanities