ADC ArcheoProjecten heeft een Archeologische Opgraving uitgevoerd op het Kerkplein in Meerkerk, gemeente Vijfheerenlanden. In het plangebied zal de bestaande kerk worden uitgebreid omdat de huidige kerk te klein is voor de groeiende congregatie.Tijdens de opgraving zijn, verspreid over 6 vlakken, 98 graven aangetroffen die tussen het einde van de 17e eeuw en de eerste helft van de 19e eeuw worden gedateerd. Elk van deze graven is gedocumenteerd en gelicht. Naast de opgraving heeft het Bureau voor Bouwhistorie en Architectuurgeschiedenis (BBA) een bouwhistorisch onderzoek uitgevoerd en is door Fa. Pelser Hartman een 3D opname van het muurwerk uitgevoerd.Van de 98 resten zijn 35 skeletten geselecteerd voor een volledige determinatie. Bij de selectie is rekening gehouden met de compleetheid van de individuen, de conservering en de ruimtelijke ligging van de skeletten, om een zo duidelijk mogelijk beeld te verkrijgen van de opgegraven populatie. De selectie van de skeletten heeft plaatsgevonden in overleg met de voormalige gemeente Zederik. De 35 onderzochte individuen bestaan uit 33 volwassenen en 2 kinderen. De volwassenen bestaan uit 23 mannen en 10 vrouwen. Van één individu kan het geslacht niet met zekerheid worden vastgesteld omdat de geslachtskenmerken niet meer bewaard zijn gebleven, maar aan de hand van het postuur is dit individu als vrouw? Gedetermineerd.Er zijn veel traumata en degeneratieve gewrichtsaandoeningen aangetroffen binnen het onderzoek. Zeven individuen vertonen geheelde botbreuken en 28 individuen hebben één of meerdere degeneratieve gewrichtsaandoeningen. Vermoedelijk voerden de inwoners van Meerkerk een lichamelijk zwaar belastende arbeid uit.Het is opvallend dat de mensen zwaar lichamelijk werk verricht hebben, wat impliceert dat het om arbeiders gaat en minder waarschijnlijk vermogende betreft. Begraving binnen de kerk was over het algemeen voorbehouden aan belangrijke en vermogende personen binnen de gemeenschap.De aangetroffen buitenmuren van het driebeukige schip van de kerk tonen twee bouwfasen. De oudste fase is op grond van de baksteenformaten en het metselwerk te dateren op het eind van de 14e - of in de eerste helft van de 15e eeuw.Gezien de scheuren in het oudste metselwerk en de scheefstand van de bijbehorende steunberen mag worden aangenomen dat er in het verleden problemen zijn geweest met verzakkingen, die ingrijpend herstel noodzakelijk hebben gemaakt. De kerk was in de eerste helft van de 19e eeuw zo bouwvallig geworden dat het noodzakelijk was om het schip af te breken en het koor en resterende oostelijke deel van het schip (transept) ingrijpend te verbouwen. Bij die verbouwing is de nieuwe kerktoren toegevoegd als vervanging van de oude “viering”toren. De nieuwe toegang werd in de zuidgevel ondergebracht. Tegen de westgevel van het resterende deel van de oude kerk werd een bescheiden aanbouw opgetrokken met enige dienstvertrekken ten behoeve van de kerk (consistoriekamer). Voor de fundering van die aanbouw heeft men de fundamenten van twee kolommen in het oude middenschip gebruikt als steunpunt voor spaarbogen. Op de oude schipfundering werd rondom een kerkhofmuur opgetrokken.Vanwege de grote hoeveelheid skeletten en de verwachting dat er nog veel meer gevonden zouden worden en omdat de kosten hiervoor niet door de kerk gedragen zouden kunnen worden, is er door het College van Kerk-rentmeesters van de kerk besloten, in overleg met de bevoegde overheid, het werk stil te leggen en het plan voor de uitbreiding van de kerk aan te passen door de nieuwe aanbouw minder diep te funderen en af te zien van de bouw van het souterrain. Hierdoor zijn de onderste lagen van de begravingen niet bereikt en ook is het middendeel van het gebied niet opgegraven (waardoor de diepere archeologische niveaus geconserveerd zijn). Ook is de onderkant van het muurwerk van de kerk niet bereikt en zijn er geen profielen gedocumenteerd.