Vanaf 1997 voert Afdeling Erfgoed gemeente Utrecht op grote schaal archeologisch onderzoek uit in de VINEX-locatie Leidsche Rijn, grotendeels gelegen op de stroomrug van de Oude Rijn. In 2012 is er een opgraving uitgevoerd op het erf van boerderij Coehoorn. Deze uit 1916 daterende boerderij bevond zich direct ten noorden van een kruispunt van middeleeuwse water- en landwegen en heeft blijkens diverse oude kaarten een voorloper gehad. De boerderij wordt dan ook genoemd in een groot aantal notariële aktes, waarvan de oudste uit 1622 dateert. Tijdens de opgraving bleek dat de boerderij zich bevond op een relatief hooggelegen crevasse-plateau ten noorden van de stroomrug. Aan de oostzijde van het opgravingsterrein werd de westzijde van een crevassegeul uit de vroeg-Romeinse periode waargenomen. Het grootste deel van deze geul lag echter buiten het onderzoeksgebied. Middeleeuwse vondsten tonen aan dat deze geul tot in de late Middeleeuwen een depressie vormde en duidelijk zichtbaar moet zijn geweest. De boerderij lijkt bewust op de westelijke oever en net naast deze crevasse-geul te zijn gesitueerd.Uit de opgraving is gebleken dat de bewoning op het erf van de Coehoorn aan het begin van de zestiende eeuw is begonnen, alhoewel van een boerderij uit deze vroegste periode geen spoor werd gevonden. Een grote hoeveelheid zestiende-eeuwse vondsten doet vermoeden dat het woongedeelte van deze vroegste boerderij min of meer op plek van de latere Coehoorn gelegen zal hebben. In deze hoek van het erf bevonden zich bovendien meerdere sporen die verband lijken te houden met deze vroegste bewoning, waaronder een waterput en sporen van een hooimijt en hooibergen. In de zeventiende eeuw werd een nieuwe boerderij gebouwd, waarvan het imposante woongedeelte in steen was uitgevoerd. De funderingen en muren bleken nagenoeg geheel vervaardigd van hergebruikte, middeleeuwse kloostermoppen, waarvan de herkomst niet bekend is. Van het woongedeelte werden restanten van een hoofdvertrek, een grote kaaskelder en een tweede kelder met onbekende functie aangetroffen. Het stalgedeelte, waarin zich een kleine kelder en twee waterputten bevonden, was in deze fase waarschijnlijk in hout uitgevoerd. De sporen op het erf bestonden uit een waterput, een hooiberg, twee bijgebouwen, een (mogelijke) duiventoren en diverse greppels.Vermoedelijk in de eerste helft van de achttiende eeuw werd het woongedeelte aan de noordzijde uitgebreid met een vierkante aanbouw. In de kaaskelder werd een nieuwe vloer aangelegd en de middelgrote kelder lijkt buiten gebruik te zijn gesteld. In deze periode werd het houten stalgedeelte vervangen door een kleinere met stenen muren. De bouw van een nieuwe hooiberg en een boenhok was de belangrijkste verandering op het erf. Later in de achttiende en de eerste helft van de negentiende eeuw werd het woongedeelte door middel van tussenmuren onderverdeeld, werd de uitbouw aan de noordzijde vergroot, vonden in de kaaskelder nieuwe aanpassingen plaats en werd het stalgedeelte verlengd. Op het erf verschenen een nieuwe hooiberg, een bijgebouw en een waterput, terwijl de duiventoren en een bijgebouw werden afgebroken. In de tweede helft van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw veranderde er relatief weinig aan de boerderij en op het erf.In 1916 werd de zeventiende-eeuwse boerderij volledig afgebroken en vervangen door een nieuwe, die op dezelfde plek was gelegen. In 1958 begon met de komst van een autohandel en –demontagebedrijf de laatste fase van de Coehoorn. In 2009 moest dit bedrijf deze locatie verlaten vanwege de toekomstige bouwplannen van Leidsche Rijn Centrum. De Coehoorn en alle bijgebouwen werden gesloopt, waardoor er na bijna 500 jaar een einde kwam aan het bestaan van deze bijzondere boerderij.
Issued: 2016-04
Files not yet migrated to Data Station. For access to these files, please contact DANS at info@dans.knaw.nl.