InleidingIn opdracht van Advies Buro Cuppen en Thwan van Gennip BV heeft RAAP in augustus 2020 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek en verkennend booronderzoek uitgevoerd voor het plangebied Eindje 6 te Lierop (gemeente Someren). In het gebied zullen graafwerkzaamheden plaatsvinden voor de uitbreiding van het tuinbouwbedrijf. Centraal in het gebied komen koelcellen te staan, in het westen van het gebied wordt een infiltratievijver gegraven en daarnaast wordt de grond gedeeltelijk afgegraven en opgevuld met puin voor het verkrijgen van een stevige ondergrond voor zwaar en intensief verkeer. Ten zuiden van het plangebied zullen ook bouwwerkzaamheden plaatsvinden voor de plaatsing van koelcellen en een erfverharding. Volgens de opdrachtgever is dit gebied in 2002 / 2003 één meter diep afgegraven en opgevuld met gebroken puin. Opdrachtgever heeft aangegeven dat in overleg met de gemeente dit deel niet verder archeologisch onderzocht hoeft te worden. Het onderzoek vond plaats in het kader van een omgevingsvergunning.BureauonderzoekOp basis van het bureauonderzoek blijkt dat het oostelijk deel van het plangebied ligt op een dekzandrug. In het westen van het plangebied bevindt zich een langgerekte ondiepe dalvormige laagte. Op de bodemkaart staan hoge zwarte enkeerdgronden in het onderzoeksgebied aangegeven. Op circa 400 meter ten noorden van het plangebied bevinden zich verschillende vondstlocaties waarbij scherven zijn aangetroffen uit de ijzertijd, Romeinse tijd en de late middeleeuwen. Op 490 meter ten noordoosten van het plangebied bevindt zich een vondstmelding van een urnenveld. Dit gebied is ook aangemerkt als een archeologisch monument. Op basis van verschillende historische kaarten blijkt dat het plangebied zich bevond op het akkercomplex genaamd De Witte Berken dat net ten noorden lag van het buurtschap Eindje. Het westelijk deel van het plangebied bevond zich op het complex De Haag waarin zich vooral weilanden bevonden. Vanaf 1950 hebben er ruilverkavelingen plaatsgevonden in en rondom het plangebied. Rond 2002 / 2003 werd de grond geëgaliseerd en dieper omgewoeld voor de aanleg van de huidige frambozenstellingen in het plangebied.VeldonderzoekOp basis van het veldonderzoek blijkt dat in het plangebied een esdek van tussen 110 tot 135 cm dik aanwezig is, waaronder meteen de C-horizont ligt. Omdat het esdek in de meeste boringen in de vorm van een gelaagd pakket is aangetroffen, zal de C-horizont slechts in beperkte mate afgetopt zijn. In de meest westelijke boring is een natte C-horizont aangetroffen, die de laagte dat werd verwacht op basis van het bureauonderzoek heeft bevestigd. In drie andere boringen is een drogere C-horizont aangetroffen wat overeenkomt met de locatie van de dekzandrug. De bodem in boring 1 is tot 140 cm diep verstoord, waarbij de top van de C-horizont is geraakt.Het archeologische niveau is in vrijwel het hele plangebied nog intact. Het niveau bevindt zich op een diepte tussen de 110 en 135 cm –mv, of tussen de 18,76 en 19,57 meter +NAP. Nabij boring 1 zouden alleen eventuele dieper ingegraven archeologische resten aangetroffen kunnen worden vanaf 140 cm – mv of vanaf 19,19 meter +NAP.Archeologische verwachtingTer hoogte van de natuurlijke laagte rond boring 5 worden alleen resten van randactiviteiten verwacht uit het neolithicum tot en met de nieuwe tijd. In de rest van het plangebied blijft de hoge verwachting gehandhaafd voor nederzettingsresten en resten van randactiviteiten uit het neolithicum tot en met de middeleeuwen.AdviesHet westelijk deel van het plangebied, waar de 150 cm diepe infiltratievijver komt, heeft volgens het bestemmingsplan geen archeologische dubbelbestemming. Dit deel van het plangebied is vrijgegeven.In de zone met een dubbelbestemming Waarde Archeologie (oostelijk deel plangebied) zullen veel van de geplande werkzaamheden het archeologisch niveau niet verstoren. Een uitzondering hierop is de plaatsing van de funderingspoeren en dan met name de grondverbetering die hier gaat plaatsvinden. Het totale oppervlak van alle poeren zal 245 m² bedragen. De poeren zelf komen tussen de 80 en 110 cm beneden peil1 te liggen. Enkel en alleen de locaties van de poeren worden ontgraven tot de vaste bank (C-horizont) en vervolgens tot de basis van de poeren worden opgevuld met hoogzand. Door de grondverbetering die tot in de C-horizont plaatsvindt zal het archeologisch niveau geraakt worden. De totale omvang van de ontgravingscontouren van de poeren (245 m²) overschrijdt de gemeentelijke vrijstellingsgrens niet, daarnaast betreft het geen aangesloten vlak waardoor alleen versnipperd waarnemen gedaan kunnen worden. Er wordt daarom geadviseerd om geen archeologisch vervolgonderzoek uit te laten voeren.Indien de plannen gewijzigd worden en de graafwerkzaamheden, in de zone met dubbelbestemming waarde archeologie, dieper gaan dan 80 cm –mv of dieper gaan dan 19,80 m +NAP en een omvang hebben dat groter is dan 250 m² dan adviseren wij dit gebied verder archeologisch te onderzoeken. Ons advies is dan om het gebied door middel van een proefsleuvenonderzoek te onderzoeken. Met dit onderzoek wordt nagegaan of archeologische resten aanwezig zijn in het plangebied en zo ja, om wat voor resten het gaat. Voor aanvang van het proefsleuvenonderzoek dient een door de gemeente goedgekeurd Programma van Eisen (PvE) te worden opgesteld.Mochten bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).Dit rapport geeft (selectie)adviezen. Het is aan de bevoegde overheid, de gemeente Someren, deze al dan niet over te nemen in de vorm van een (selectie)besluit.
Date: 2020-08-14