Synthegra B.V. heeft in opdracht van Maatschap van Boven Erica een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met een verkennend booronderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Ericaseweg 93 te Erica. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen ontwikkeling van twee pluimveestallen. De oppervlakte van het plangebied bedraagt 4000 m2. De toekomstige bodemverstoring bedraagt 4000 m2 met een diepte van maximaal 70 centimeter beneden maaiveld. De bodem zal waarschijnlijk tot ver in het archeologische niveau worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen daarbij verloren gaan.
Het plangebied ligt op een lage stuwwal met daarin een veldpodzolbodem. Gezien de ouderdom van de te verwachte afzettingen kunnen in het plangebied vindplaatsen aanwezig zijn vanaf het Laat-Paleolithicum tot en met de Nieuwe Tijd. De verwachting is dat er op de lage stuwwal dekzand is afgezet, waarin archeologische resten kunnen voorkomen.
Voor het Laat-Paleolithicum en Mesolithicum geldt een middelhoge verwachting. Het plangebied bevindt zich op een relatief hoog gebied, wat het een interessante woonplek maakt. In de omgeving van het plangebied zijn alleen losse vondsten bekend uit deze perioden, maar dit komt deels ook door het beperkte aantal onderzoeken dat er in de omgeving van het plangebied is gedaan. Verder geldt op basis van de gemeentelijke verwachtingskaart een middelhoge verwachting. Alles bij elkaar geldt er daardoor voor deze perioden een middelhoge verwachting. Resten uit deze periode zullen zich voordoen in intacte bodemhorizonten in de podzolbodem, en zullen bestaan uit sporen van tijdelijke bewoning, vuursteen en haardkuilen. Voor resten uit het Neolithicum tot en met de Nieuwe Tijd geldt een middelhoge verwachting. Het plangebied bevindt zich op een relatief hoog gebied, wat het een interessante woonplek maakt. In de omgeving van het plangebied zijn geen resten bekend uit deze perioden, maar dit komt deels ook door het beperkte aantal onderzoeken dat er in de omgeving van het plangebied is gedaan. Verder geldt op basis van de gemeentelijke verwachtingskaart een middelhoge verwachting. Alles bij elkaar geldt er daardoor voor deze perioden een middelhoge verwachting. Resten uit deze perioden kunnen zich vanaf het maaiveld tot diep in de C-Horizont voordoen, en zullen bestaan uit nederzettingssporen en/of sporen van agrarisch/industrieel landgebruik.
Het natuurlijke bodemtype is in het hele plangebied intact onder de verploegde bouwvoor (ca. 30 centimeter dik). Onder de verploegde bouwvoor is een intacte veldpodzolbodem aangetroffen, met een E-B-BC-C opbouw.
Vuursteenvindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum tot en met Neolithicum bestaan voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen, en bevinden zich in de bovengrond van de oorspronkelijke podzolgrond. Hoewel er bij het zeven van het materiaal geen vondsten zijn aangetroffen, is het gehanteerde grid niet dicht genoeg om als representatief karterend booronderzoek te fungeren. De verwachting voor deze periodes dient dan ook op middelhoog te blijven staan.
Nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Nieuwe Tijd bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Aangezien de bodem vrijwel intact is kunnen eventuele resten intact in het plangebied liggen. Met het karterende onderzoek kan de periode Neolithicum – Romeinse Tijd niet uitgesloten worden omdat middels een karterend booronderzoek sporensites met een lage vondsdichtheid niet kunnen worden aangetoond. Er zal derhalve verder onderzoek nodig zijn om de aan/afwezigheid van resten uit deze perioden te kunnen bepalen.
Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied zoals omschreven in de vergunningsaanvraag nader archeologisch onderzoek geadviseerd.
Wij adviseren een gecombineerd vervolgonderzoek in de vorm van een karterend booronderzoek voor het bepalen van de aan- of afwezigheid van Steentijd vindplaatsen, en hierop aanvullend proefsleuvenonderzoek (IVO-P) om vast te stellen of in het plangebied archeologische resten aanwezig zijn en zo ja, welke waardering hieraan gegeven kan worden. Aangezien het plangebied circa 4000 m2 groot is dient er volgens de leidraad Inventariserend veldonderzoek -deel: Proefsleuvenonderzoek- 10% onderzocht te worden. Hiermee dient 400 m2 te worden onderzocht binnen het plangebied. Dit kan dan door twee sleuven met een oppervlakte van 4 m x50 m graven. Voor dit proefsleuvenonderzoek is een Programma van Eisen (PvE) noodzakelijk dat is goedgekeurd door de bevoegde overheid. In dit PvE wordt de werkwijze en de randvoorwaarden van het proefsleuvenonderzoek vastgelegd.