In opdracht van de heer A. Koek heeft archeologisch onderzoeksbureau Becker & Van de Graaf bv in december 2010 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO) verkennende fase door middel van boringen uitgevoerd aan de Achterweg tussen 76-80 in Herwijnen, gemeente Lingewaal. De aanleiding voor dit onderzoek is de aanvraag van een omgevingsvergunning voor nieuwbouw. Graafwerkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling zullen zorgen voor een bodemverstoring tot op onbekende diepte. De kans bestaat dat eventueel aanwezige archeologische waarden hierdoor verstoord dan wel vernietigd zullen worden. Het plangebied is gelegen op de afzettingen van de stroomgordel van de Waal (stroomafwaarts van Tiel) in het zuidwestelijk gedeelte van het Midden-Nederlandse rivierengebied. Op basis van het bureauonderzoek werd verwacht dat in de ondergrond van het plangebied oeverwalafzettingen aanwezig zouden kunnen zijn van de Waal. Oeverwallen zijn van oudsher aantrekkelijk geweest voor menselijke bewoning. Aangezien de Waal begon te sedimenteren vanaf circa 425 na Chr. kan bewoning op de oeverwal vanaf het einde van de Laat-Romeinse tijd of het begin van de Vroege-Middeleeuwen hebben plaatsgevonden. Archeologische waarden kunnen voorkomen in de vorm van nederzettingen, akkercomplexen en graven. Desondanks kan de top van de oeverwal verstoord of geërodeerd zijn geraakt door de afzetting van overslaggronden als gevolg van een dijkdoorbraak in 1624 na Chr. Bovenop de overslaggronden kan wederom bewoning hebben plaatsgevonden na 1624 na Chr. Op basis van historisch kaartmateriaal is het plangebied in gebruik geweest als boomgaard en akkerland sinds het begin van de 19de eeuw. Alleen gedurende korte perioden in de tweede helft van de 19de eeuw en in de eerste helft van de 20ste eeuw is bebouwing aanwezig geweest in het noordwestelijk deel van het plangebied. Uit het veldonderzoek is gebleken dat in de ondergrond van het plangebied oeverwalafzettingen aanwezig zijn die worden bedekt door overslaggronden. Het ontbreken van een humeuze toplaag binnen de oeverwalafzettingen betekent echter dat de overslaggronden deze top hebben geërodeerd. Hierdoor zijn eventuele archeologische resten uit de periode vóór 1624 ook verdwenen. In de humeuze top (0-40 cm –mv) van de overslaggronden zijn daarentegen wel baksteenfragmenten uit de Nieuwe tijd B-C en archeologische indicatoren in de vorm van roodbakkend aardewerk, porselein en industrieel witgoed uit de Nieuwe tijd B-C gevonden. Dit komt waarschijnlijk overeen met de bebouwing die in de tweede helft van de 19de eeuw en in de eerste helft van de 20ste eeuw heeft plaatsgevonden binnen het plangebied. Desondanks is de humeuze top waarin de archeologische waarden voorkomen waarschijnlijk in zijn geheel verstoord. Dit is vanwege het feit dat het plangebied verploegd is. Vanwege de erosie van de top van de oeverwalafzettingen en de verstoring van de humeuze toplaag van de overslaggronden wordt geadviseerd om geen archeologisch vervolgonderzoek in het plangebied uit te voeren.
B&G rapport 1104
Archeologisch bureauonderzoek & Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase