In opdracht van Autobedrijf Nijman heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in september 2016 een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in verband met de geplande uitbreiding van een autogarage aan het Jonkerspad 8 in Borculo in de gemeente Berkelland.Voor de geplande nieuwbouw is een omgevingsvergunning vereist. Het bestemmingsplan Borc ulo, Bedrijventerreinen 2011 (NL.IMRO.1859.BPBCL20110003-1000) stelt dat sprake is van een dubbelbestemming Waarde - Archeologie Verwachting 1. Dit houdt in dat bij het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m² waarbij bodemingrepen die dieper reiken dan 0,4 m –Mv een rapport overlegd moet worden waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld.Doel van het bureauonderzoek was het verwerven van informatie over bekende en verwachte archeologische waarden teneinde een gespecificeerde verwachting op te stellen. Doel van het verkennend en karterend veldonderzoek was het aanvullen en toetsen van de gespecificeerde verwachting, zoals geformuleerd in het bureauonderzoek.Op basis van het bureauonderzoek werden zowel prehistorische vindplaatsen met een vondststrooiing van vuursteen als prehistorische en jongere vindplaatsen tot en met de Middeleeuwen met een vondststrooiing van met name aardewerk verwacht. Resten van organisch materiaal (zoals bot) zullen vanwege de ligging boven de grondwaterspiegel , grotendeels zijn verdwenen.Het vondstmateriaal wordt in de bouwvoor en daaronder liggende restanten van het natuurlijke bodemprofiel verwacht; grondsporen worden in de top van de C-horizont verwacht. Vuursteenvindplaatsen kenmerken zich veelal door een lage vondstdichtheid en een kleine omvang. Indien nederzettingsvindplaatsen uit de periode vanaf het Neolithicum aanwezig zijn, kenmerken deze zich in de regel door een vondststrooiing van overwegend aardewerk, steen en eventueel vuursteen, met een – onder meer afhankelijk van de aard, bewoningsduur en -intensiteit, gekarteerde kern- of randzone van de nederzetting – lage of matig hoge tot hoge vondstdichtheid. De sporen kunnen bestaan uit resten van huizen, bijgebouwen, (water)putten, kuilen, greppels en dergelijke.Daarnaast kunnen ook graven uit de prehistorie tot en met de (Vroege) Middeleeuwen voo rkomen.Deze zijn middels booronderzoek echter lastig op te sporen.Tijdens het veldonderzoek zijn 5 boringen verricht in een, vanwege de omvang van het plang ebied, aangepast boorgrid. In het plangebied bleek als natuurlijke ondergrond dekzand aanwezig dat wordt afgedekt met een oude akkerlaag en een plaggendek. Er zijn geen recente verstoringen aangetroffen die dieper reiken dan 50 cm –Mv. Tijdens het veldonderzoek zijn in twee boringen archeologische indicatoren aangetroffen, die duiden op een nederzettingsterrein uit de Bronstijd-IJzertijd. Op basis van archeologische resten uit de omgeving van het plangebied kan niet worden uitgesloten dat binnen het plangebied ook resten uit de Romeinse tijd aanwezig zijn.Op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek kan worden geconcludeerd dat de bodemingrepen die voor de nieuwbouw gepland tot in het archeologisch waardevolle niveau reiken.Hierbij worden de aanwezige archeologische resten verstoord. Om de archeologische resten in Jonkerspad 8, gemeente Berkelland; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (verkennend en karterend booronderzoek) RAAP-notitie 5690 / eindversie, 12 januari 2017 [4 ] situ te behouden dienen bodemingrepen dieper dan 50 cm –Mv zoveel mogelijk te worden vermeden.Mochten toch bodemingrepen dieper dan 50 cm –Mv noodzakelijk zijn, dan dient nader archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Gezien de geringe omvang van het plangebied wordt aanbevolen dit vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van een archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden. Mochten de bodemingrepen dieper dan 50 cm –Mv zich beperken tot het uitgraven van smalle stroken waar de fundering gepland is, dan kan de begeleiding zich in het veld beperken tot het documenteren en verzamelen van de archeologische resten uit de fu nderingssleuven.Wanneer de bodem voorafgaand aan de aanleg van de betonnen vloer of vanwege andersoortige maatregelen (bijvoorbeeld de aanleg van leidingsleuven) in verband met de nieuwe inrichting van het plangebied buiten de funderingssleuven dieper verstoord gaat worden dieper dan 50 cm –Mv, dan dienen ook deze bodemingrepen archeologisch te worden begeleid.