Middelburg Veerseweg Middelburg Veerseweg, Gemeente Middelburg. Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen

DOI

In opdracht van AVV Beheer BV heeft Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed in juli 2017 een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen uitgevoerd in een plangebied gelegen aan de Veerseweg te Middelburg (gemeente Middelburg). Binnen dit plangebied is de opdrachtgever voornemens nieuwbouwwoningen te realiseren, waartoe een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk is. Dit plan bestaat uit 24 kavels met ontsluitingsweg vanaf de huidige Veerseweg en omliggend groen. Het plangebied heeft een oppervlakte van ca. 1,5 ha.Op basis van de analyse van de oude kaarten is vastgesteld dat het plangebied in de 16de eeuw westelijk van de weg tussen Middelburg en Veere lag (de voorloper van de Oude Veerseweg) en in de 17de eeuw direct ten oosten van de dan aangelegde Veerseweg. In de 18de eeuw is direct ten noorden van plangebied bebouwing gelegen (vermoedelijk een boerderij) en in de 19de ligt direct ten westen, aan de Veerseweg, een woonhuis of kleine boerderij.In het voor het plangebied opgestelde verwachtingsmodel geldt voor de vroege prehistorie (Paleolithicum tot en met het Midden-Neolithicum) geen verwachting op het aantreffen van vindplaatsen, aangezien de top van het Pleistocene dekzand (Laagpakket van Wierden) geheel is weggeërodeerd in dit gebied. Voor het Laagpakket van Wormer geldt voor het Laat-Neolithicum, een middelhoge verwachting en voor de Bronstijd geldt een lage verwachting voor het aantreffen van vindplaatsen, die aanwezig kunnen zijn in het Hollandveen Laagpakket. In de bovenste niveaus en de top van het (intacte) Hollandveen kunnen vindplaatsen uit de IJzertijd en de Romeinse Tijd worden verwacht. Voor deze perioden geldt een hoge verwachting. Voorwaarde hierbij is dat dit niveau nog intact is en niet is aangetast door mariene erosie of veenontginning (moernering). Voor het op het veen aanwezige Laagpakket van Walcheren geldt, gezien de ligging op een naast de kreekruggronden, een hoge verwachting op het aantreffen van vindplaatsen Late Middeleeuwen. De hoger gelegen kreekruggen boden in deze periode een gunstige bewoningslocatie. Gelet op de relatief jonge ontwikkeling van deze kreekrug (volgens de Bodemkaart van Walcheren), geldt deze verwachting niet voor de Vroege Middeleeuwen. Vanwege de in de directe omgeving van het plangebied aanwezige bebouwing in de 18de en 19de eeuw, geldt voor de Nieuwe Tijd een hoge verwachting. In de wijde omgeving, in het gebied tussen Middelburg en Veere, zijn de 17de en 18de eeuw diverse buitenplaatsen aangelegd. Deze zijn echter op ruime afstand van het plangebied gelegen.Tijdens het inventariserend veldonderzoek is het opgestelde verwachtingsmodel middels 12 boringen (tot maximaal 4,00 m –mv) getoetst. De boringen zijn zoveel mogelijk gelijkmatig verspreid over het plangebied, waarbij getracht is het verloop van komgebied naar kreekrug in kaart te brengen. Het veldonderzoek was gericht op het toetsen van de (geologische) verwachting en niet op het opsporen van eventuele vindplaatsen. Op basis van de resultaten van het booronderzoek is het verwachtingsmodel bijgesteld.Boven dit niveau is veen van het Hollandveen Laagpakket aangeboord in alle boringen uitgezonderd boring 7 en 11. Alleen in boring 6, 9 en 12 is de veentop intact aangetroffen; deze is gelegen tussen 1,46 en 1,67 m –NAP (1,20 – 2,00 m –mv). De veentop is hier tevens zwart veraard, wat betekent dat deze geruime tijd aan het oppervlak heeft gelegen. In boring 1, 2, 4, 5 en 10 is het veen ontgonnen (moernering) en resteert nog slechts een dunne veenlaag met daarboven een opgevulde moerneringskuil. In boring 3 en 8 is het veen aan de top geërodeerd en in boring 7 en 11 is het veen geheel weggeërodeerd. Daarmee vervalt de verwachting voor de IJzertijd en Romeinse Tijd voor het plangebied, uitgezonderd ter hoogte van boring 6, 9 en 12, waar de hoge verwachting blijft bestaan. Voor de Bronstijd, niveau onderzijde veen, blijft de lage verwachting bestaan ter hoogte van boring 3, 6, 8, 9 en 12. Het booronderzoek maakt duidelijk dat aan de rand van de voormalige kreek het veen niet of nauwelijks gemoerd is, terwijl verder in het komgebied wel systematisch is gemoerd. Dit fenomeen is elders op Walcheren langs kreekruggen bekend.Bovenop het veenrestant in boring 1, 2, 4 en 5, bestaat de bodemopbouw uit de heterogene kleivulling van de moerneringskuilen. In boring 10 lijkt de moerneringskuil met natuurlijk sediment te zijn opgevuld. In de boring 3, 6, 8, 9 en 12 zijn boven het intacte en geërodeerde veen natuurlijke klei- en zandafzettingen van het Laagpakket van Walcheren aanwezig, terwijl uitsluitend in boring 7 en 11 de beddingafzetting van de voormalige kreek is aangetroffen. Het bovenste niveau van alle boorprofielen kent steeds verstoringen die veelal maximaal doorgaat tot 0,55 m –mv. Deze verstoringen zijn gevolg van het bodemgebruik in (recente) verleden, waarbij sterke bioturbatie is geweest, waarschijnlijk door de aanwezigheid van boomgaarden. Op basis van het booronderzoek wordt de verwachting op het aantreffen van vindplaatsen uit de Late Middeleeuwen bijgesteld naar een lage verwachting. Op het niveau van het Laagpakket van Walcheren zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van vindplaatsen. Tevens is de kreekrug in het noordelijk deel van het plangebied vrij smal gebleken en daardoor minder aantrekkelijk als vestigingsplaats, dan de brede kreekruggen die elders op Walcheren bekend zijn. Hierbij geldt tevens dat de top van de afzettingen van het Laagpakket van Walcheren verstoringen kent binnen het gehele plangebied. Voor de Nieuwe Tijd wordt de archeologische verwachting eveneens bijgesteld naar laag. In boring 2 en 12 zijn in de laag direct onder de bouwvoor indicatoren gevonden uit deze periode (baksteen- en aardewerksporen), waarbij de laag in boring 2 nog als cultuurlaag kan worden aangemerkt. Dit niveau is echter verstoord. Vermoedelijk zijn de indicatoren te relateren aan even buiten het plangebied gelegen erven in de 18de en 19de eeuw. Er zijn geen aanwijzingen dat binnen het plangebied intacte sporen/vindplaatsen uit deze periode aanwezig zijn.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zcf-dush
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-zcf-dush
Provenance
Creator G.P.A. Besuijen
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor R.C.B. Steenbak; Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed
Publication Year 2020
Rights DANS Licence; info:eu-repo/semantics/restrictedAccess; https://doi.org/10.17026/fp39-0x58
OpenAccess false
Contact R.C.B. Steenbak (Provincie Noord-Brabant)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/pdf; application/dbf; application/prj; application/octet-stream; application/shp; application/shx; text/csv; text/xml; image/jpeg
Size 6402846; 1749; 454; 108; 628; 196; 12681; 10724; 4064; 787; 28535; 1116; 5365; 2156478; 2071400; 1907270; 1718390; 1578165; 1650244; 1404894; 1495263; 1952255; 2136613; 1908458; 1711837; 1474868; 1312607; 1605664; 1773542; 1581913; 1609647
Version 1.0
Discipline Humanities