Het voornemen is om een waterberging aan te leggen op een agrarisch perceel aan de Stampershoekweg 6 te Oostburg. De geplande graafwerkzaamheden overschrijden de vrijstellingsgrenzen die in het huidige bestemmingsplan voor dit terrein zijn vastgelegd. Dergelijke werkzaamheden zijn wel vergunbaar mits een archeologisch onderzoeksrapport wordt voorgelegd, waarin wordt aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dat deze niet behoudenswaardig zijn of dat deze door de voorgenomen werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad. In het kader van de hiertoe benodigde omgevingsvergunning heeft Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed een Bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen uitgevoerd.In het kader van het bureauonderzoek werd een groot aantal bronnen bestudeerd, hetgeen heeft geleid tot een gespecificeerd verwachtingsmodel voor het plangebied. Aan de hand van schriftelijke en archeologische bronnen vastgesteld dat het plangebied op een kreekrug ligt waarop sinds het einde van de Vroege Middeleeuwen werd gewoond. Ergens tussen de 10e en 12e eeuw werd het gebied ingedijkt en sindsdien verder in cultuur gebracht. Dit in cultuur gebrachte landschap, met bijbehorende infrastructuur en dichte bewoning, werd sterk gewijzigd door de inundatie van het gebied tijdens de Tachtigjarige Oorlog. In 1637 kwam het plangebied te liggen in de Groote Henricuspolder en werd een nieuwe infrastructuur met enkele nieuwe hoeves aangelegd. Eén van deze hoeves was de voorloper van de hoeve ten oosten van het plangebied. Het zuidelijke deel van het plangebied maakte deel uit van enkele weides met daarin hagen en bomen, en tijdens het midden van de 19e eeuw een gebouwtje. Tijdens de late 20e eeuw werd dit weiland omgevormd tot akkerland. Daarom werd de verwachting op het aantreffen van vindplaatsen uit Middeleeuwen en Nieuwe Tijd vastgesteld op hoog.Dit verwachtingsmodel is vervolgens getoetst door het uitvoeren van een verkennend booronderzoek. Door middel van het booronderzoek werd bevestigd dat het plangebied gelegen is op een dichtgeslibde getijdengeul behorend tot de oudere afzettingen van het Laagpakket van Walcheren waarvan de top wegens de relatief hoge ligging, tussen 1,3 en 1,7 m +NAP, sinds de middeleeuwse indijking van het gebied aan het maaiveld ligt. Zoals verwacht had de geul oudere lithostratigrafische eenheden in de bovenste meters ten opzichte van het maaiveld volledig geërodeerd. Aangezien zowel aan de oppervlakte alsook in het bovenste bodemniveau alleen aanwijzingen werden aangetroffen voor landgebruik als weiland en akkerland met daartussen sloten, dat tijdens de late 20e eeuw werd genivelleerd, en er geen onderliggende oudere bodemniveau’s werden waargenomen, kan verwachting op archeologische vindplaatsen over de gehele lijn worden bijgesteld naar laag.