In opdracht van Lakerveld Ingenieurs- en Architectuurbureau BV heeft ADC ArcheoProjecten een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Burggraaf 6 in Meerkerk (gemeente Zederik). In het plangebied zal bestaande bebouwing worden gesloopt en nieuwbouw worden gerealiseerd. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van een aanvraag van een bouwvergunning en was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast. Op basis van een in januari 2010 uitgevoerd bureauonderzoek werden prehistorische resten op de Schoonrewoerdse meandergordel, alsmede ophogingsmateriaal in associatie met een laatmiddeleeuwse woonheuvel verwacht.Teneinde deze verwachting te toetsen werd aansluitend in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Tijdens dit booronderzoek zijn inderdaad aanwijzigen gebleken voor de aanwezigheid van een aan een woonheuvel geassocieerde ophogingslaag. Aangezien de bouw van het nieuwe woonhuis vooraf zou worden gegaan door de sloop van de huidige bebouwing, waarbij eventuele archeologische waarden van de vermoede woonheuvel bedreigd zouden worden, werd een archeologische begeleiding van de sloopwerkzaamheden aanbevolen. De gemeente Zederik wenste echter, dat een eventuele sloopbegeleiding vooraf gegaan zou worden door een karterend booronderzoek ter plaatse van de vermoede woonheuvel. Dit karterende booronderzoek werd door ADC ArcheoProjecten op 8 december 2010 uitgevoerd. Tijdens dit onderzoek werden de eerder genoemde ophogingslagen wederom aangetroffen. Het betreft een ophoging bestaande uit matig siltige klei met baksteen- en houtskoolfragmenten op een matig siltige kleilaag met houtskoolbrokken (de oorspronkelijke bouwvoor ten tijde voor het ontstaan van de woonheuvel).ADC ArcheoProjecten adviseert om in de gebieden met een hoge archeologische verwachting (het gebied ter plaatse van de tijdens onderhavig uitgevoerde boringen) een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van het aanleggen van proefsleuven (IVO-P), teneinde gaafheid, omvang, datering en conservering van archeologische resten te onderzoeken. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE). Het is niet uit te sluiten dat buiten het voor vervolgonderzoek geselecteerde gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Daarom merken wij op dat het aanbeveling verdient om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet.
Een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek