Laagland Archeologie heeft in maart 2022 een Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase uitgevoerd aan de Haardijk - Twenteweg te Hardenberg. Het onderzoek vond plaats in verband met de ruimtelijke procedure rondom de herasfaltering van een deel van de Haardijk, Twenteweg en Koningsspil en de aanleg van een fietstunnel.Het bureauonderzoek had tot doel een archeologisch verwachtingsmodel op te stellen. Centraal staat daarbij de vraag of en zo ja welke archeologische resten (complextype, datering, diepteligging en gaafheid) in het plangebied kunnen worden verwacht. Hiertoe zijn landschappelijke, archeologische en historische bronnen geraadpleegd.Het plangebied ligt grotendeels in een oud rivierdal. Tegen het einde van de laatste ijstijd en begin Holoceen is dit dal opgevuld met dekzand. In en grenzend aan het plangebied komen dekzandruggen en – welvingen voor. Een deel ligt in een relatief laaggelegen beekdaloverstromingsvlakte. Op de hogere zandgronden in en rondom het plangebied zijn in het verleden plaggendekken opgebracht. Vermoedelijk gaat het om vrij late kampontginningen. Op kaarten uit onder andere 1787 en 1832 is bebouwing in en rondom het plangebied zichtbaar. In de omgeving zijn resten uit de prehistorie bekend.Voor de periode Laat-Paleolithicum tot en met Vroeg-Neolithicum geldt een hoge verwachting voor de hogere gronden, met name aan die delen die aan de lagere bodems grenzen. Voor de periode Midden-Neolithicum tot en met de IJzertijd geldt eveneens een hoge verwachting voor de hogere gronden. Voor de Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen kan voor het grootste deel van de hogere gronden in het plangebied een middelhoge verwachting worden aangehouden. Het nabije dorp Nijestede – nabij de fietstunnel - is in historische bronnen terug te voeren tot de Vroege Middeleeuwen en Heemse was destijds mogelijk eveneens bewoond. Ter hoogte van de fietstunnel en in het meest noordelijke plangebied kunnen resten uit de Nieuwe Tijd en wellicht ook de Late Middeleeuwen worden verwacht.Rond 1787 was bebouwing aanwezig in en nabij de fietstunnel. Deze bebouwing is vermoedelijk ouder en is – hoewel deze niet is aangegeven op een kaart uit de 16e eeuw wellicht terug te voeren tot de Late Middeleeuwen. Ditzelfde geldt voor de toenmalige infrastructuur, met uitzondering van de Hessenweg die in de 17e eeuw geplaatst kan worden. Rond 1832 is de bebouwing in en rond het plangebied toegenomen.Het uitgevoerde verkennende booronderzoek heeft tot doel het verwachtingsmodel te toetsen en zonodig aan te vullen. Hiertoe zijn verspreid over het toegankelijke deel van het plangebied verkennende boringen gezet. In dit stadium is verkennend booronderzoek de meest efficiënte onderzoekswijze om de archeologische potentie van het plangebied in kaart te brengen.Uit het verkennend booronderzoek blijkt dat de bodem in het grootste deel van het plangebied tot in de C-horizont is verstoord. De kans dat het gebied nog archeologische resten met een intacte archeologische context bevat wordt daarom laag geacht. Een uitzondering vormt de locatie van de geplande fietstunnel. In de meeste boringen is baksteen aangetroffen, maar ook kolengruis en leisteen. Een en ander wijst erop dat hier resten uit de late Nieuwe Tijd liggen. Resten van oudere bewoning kan niet uitgesloten worden.Op basis van het booronderzoek wordt op de locatie van de geplande fietstunnel vervolgonderzoek geadviseerd in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. Hiertoe is een archeologisch programma van eisen benodigd.Dit advies is overgenomen door de bevoegde overheid, de gemeente Hardenberg. De gemeente wordt hierin vertegenwoordigd door haar deskundige, de heer O. Satijn.Mochten tijdens de werkzaamheden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen, of resten waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed dat het om archeologische resten gaat, dan geldt op grond van de Erfgoedwet (art. 5.10) een meldingsplicht. Dit kan bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE, www.cultureelerfgoed).