ADC ArcheoProjecten heeft in juni en juli 2018 een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek uitgevoerd op de locatie Parallelweg 7-9 te Schelluinen, gemeente Giessenlanden. De aanleiding van het onderzoek is de voorgenomen sloop van een deel van de agrarische bebouwing en aansluitend de nieuwbouw van een loods.Op basis van het bureauonderzoek is een gespecificeerde verwachting opgesteld. Hieruit volgt dat het plangebied zich in de Alblasserwaard bevindt, een uitstrekte rivierkom in het midden- Nederlandse rivierengebied. In de Alblasserwaard beperkten de bewoningsmogelijkheden zich, na een vernatting van het gebied die zich vanaf het Mesolithicum en het Neolithicum voltrok, voornamelijk tot de fossiele stroomgordels. De kleiige en zandige stroomgordelafzettingen klonken immers minder snel in dan de komafzettingen en het veen. Als gevolg van de hogere ligging in het landschap boden de zogenoemde stroomruggen gunstige omstandigheden voor bewoning. In de omgeving van het plangebied was vanaf ca. 750 tot 300 v. Chr. (cal.) de Spijkse stroomgordel actief. Op basis van de vormingsgeschiedenis zal deze stroomgordel in de IJzertijd en de Romeinse tijd een gunstige vestigingsplaats hebben geboden. In het uiterste noordwesten van het plangebied zijn mogelijk afzettingen van deze stroomgordel aan te treffen. Indien dit het geval is moet rekening worden gehouden met archeologische waarden uit de IJzertijd of de Romeinse tijd.Een eventuele archeologische vindplaats uit deze periode zal zich manifesteren als een archeologische laag: een humeuze en/of ontkalkte laag met daarin aardewerkfragmenten, resten dierlijk botmateriaal, houtskoolfragmenten en fosfaatvlekken.Aan de hand van boorprofielen van een verkennend milieukundig bodemonderzoek, in het zuidelijk en centrale deel van het plangebied is uitgevoerd, is af te leiden dat de bodemopbouw op de locatie van de op te richten loods uit veen met daarop een pakket zwak siltige klei bestaat. Een dergelijke opbouw is kenmerkend voor natte komgebieden. Afzettingen van de eerder genoemde Spijkse stroomgordel lijken hier niet aanwezig te zijn. In het zuidelijk en centrale deel van het plangebied wordt daarom de kans op de aanwezigheid van archeologische resten uit de IJzertijd en de Romeinse tijd wordt als laag ingeschat.In de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd was de bewoning geconcentreerd langs zogenoemde ontginningsassen. Het plangebied bevindt zich midden in de polder Boven-Hardinxveld en maakt geen deel uit van een ontginningas. De aanwezigheid van bewoningsresten uit de genoemde perioden lijkt daarom niet waarschijnlijk. De aanleg van de agrarische bebouwing in de periode tussen 1960 en 2000 kan tot verstoringen in de bovengrond hebben geleid.Teneinde bovengenoemde verwachting te toetsen en aan te vullen is in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de ondergrond in het hele gebied uit rietzegge- en bosveen bestaat met daarop een laag komklei. In het plangebied zijn geen stroomgordelafzettingen van de Spijkse stroomgordel aangetroffen. In de top van de komklei is een 10 to 50 cm dikke bouwvoor aanwezig. In delen van het plangebied is deze bouwvoor afgedekt door een recente ophoging bestaande uit zand en grind. Vanwege de landschappelijke ligging van het plangebied in een rivierkomvlakte worden geen archeologische waarden verwacht. Bij de geplande bodemingrepen zullen dus geen archeologische waarden verstoord worden.ADC ArcheoProjecten adviseert om het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter nooit volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet.
