Het plangebied is gelegen aan het uitwateringskanaal ten noorden van de vesting en dorp Retranchement op de noordwesthoek van het voormalige Eiland Cadzand in het zuidwesten van Zeeuws-Vlaanderen. Vanwege de vele historische bronnen en de grote hoeveelheden kaartmateriaal is de bureaustudie een lijvig verhaal geworden. Echter, pas door alle bronnen met elkaar te confronteren kan een beeld verkregen worden van het plangebied en de directe omgeving in de 12de tot in 20ste eeuw. De historisch geografische studie van Gottschalk behandelt westelijk Zeeuws-Vlaanderen en hoewel zijdelings de polder waarin het plangebied is gelegen wordt besproken, is helaas niet bekend wanneer de polder Nieuw Voslant, ofwel Nieuw Voszand is ingepolderd. De polder maakte deel uit van de Oudelandse polder, die mogelijk teruggaat tot de oudste bedijkingen van het eiland Cadzand vanaf het jaar 1111 na Chr. De naam en de vorm van de polder (en die in de directe omgeving) suggereren echter dat de noordwest hoek van het Eiland Cadzand in de late 16de eeuw door stormvloeden is getroffen en de polder nadien is her-ingedijkt. Ook in de Late Middeleeuwen werd het eiland Cadzand door diverse stormvloeden getroffen. Oude kaarten die bebouwing in meer detail weergeven gaan terug tot in de late 16de eeuw. Het bureauonderzoek beoogt inzicht te geven in de archeologische waarden van het plangebied. Het bureauonderzoek heeft tot doel een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel van het plangebied op te stellen. Het verwachtingsmodel is gebaseerd op bronnen over bekende en verwachte archeologische waarden in en om het plangebied. In dit verwachtingsmodel wordt, wanneer mogelijk, inzicht verkregen over de datering, complextype, omvang, diepteligging, gaafheid/conservering, locatie, uiterlijke kenmerken en mogelijk verstoringen van eventueel aanwezige vindplaatsen. Voor het bureauonderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld: - Zijn er archeologische waarden in het plangebied aanwezig/ te verwachten? - Welke resten zijn te verwachten en uit welke perioden kunnen deze resten dateren? - Hoe kunnen deze resten zich in de bodem manifesteren? - Welke onderzoeksmethode is relevant als vervolgonderzoek? Van het plangebied en de polder Nieuw Voslant zijn geen archeologische vindplaatsen bekend. Dit komt merendeels door de slechte zichtbaarheid ter plaatse (op luchtfoto’s en bij veldkarteringen), door de aanwezige bebouwing en het nagenoeg ontbreken van akkers. Dit wil echter niet zeggen, dat er geen archeologische vindplaatsen (nederzettingen/ boerderijplaatsen) in het plangebied afwezig zijn. Elders op het voormalige eiland zijn diverse boerderijplaatsen, omgrachte terreinen, de locaties van verdwenen molens, wegen en dijken teruggevonden. Een veldkartering uit 1995 in westelijk Zeeuws-Vlaanderen, toont aan dat diverse archeologische vindplaatsen bewaard zijn. De vindplaatsen zijn op luchtfoto’s en het Actuele Hoogtebestand van Nederland herkenbaar. Tijdens deze veldkartering werden o.a. oud baksteenpuin en aardewerkfragmenten gevonden. Door oude kaarten te georefereren kunnen de archeologische vindplaatsen worden gekoppeld aan boerderijen en erven, die op deze kaarten staan afgebeeld. Echter, niet alle kaarten zijn door vertekeningen te georefereren. Bovendien zijn niet alle zaken, zoals wegen, dijken, waterlopen even volledig of exact aangeduid op de oude kaarten. Door alle kaarten met elkaar te vergelijken en te koppelen aan gegevens van luchtfoto’s en het AHN kan pas een totaalbeeld, met de bebouwing en infrastructuur op het voormalige eiland worden verkregen. Een probleem is dat de kaartenmakers de kaarten van elkaar kopieerden en soms zaken toevoegden of juist weglieten. Van veel kaarten zijn de originelen niet bewaard gebleven, maar vaak wel de latere kopieën. Over de situatie in de Late Middeleeuwen (12de-16de eeuw) zijn we veel minder goed ingelicht. Hoewel het lijkt alsof de locaties van de boerderijen die op oude kaarten staan afgebeeld, ook in de Late Middeleeuwen al werden bewoond, kunnen we hier niet zomaar van uitgaan. De vele overstromingen en plunderingen zullen er voor hebben gezorgd dat veel laatmiddeleeuwse boerderijen niet op dezelfde plaats zijn herbouwd. Mogelijk waren er in de Late Middeleeuwen ook meer (kleine) boerderijen aanwezig, dan dat we kennen van oude kaarten uit de 16de eeuw en latere perioden. In de Late Middeleeuwen was het gebied, ondanks de vele overstromingen en oorlogen, toch een aantrekkelijk gebied om zich te vestigen. De nabijheid van steden als Oostburg, Sluis, Aardenburg en het verderop gelegen Brugge heeft gezorgd voor een relatief grote welvaart voor het omringende platteland, onder andere vanwege de grote vraag naar wol, graan en andere landbouwproducten door de stedelingen. Hoewel veel vindplaatsen bekend zijn van archeologisch onderzoek, www.bodac.nl Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek-Overig (verkennend booronderzoek). Persleiding RWZI Wachtsluis te Retranchement, gemeente Sluis. Standaardrapportage archeologisch onderzoek Pagina 5 van 118 zijn nog weinig gegevens voorhanden van de boerderijen en hun bewoners. Schriftelijke bronnen zwijgen hier merendeels over en opgravingen van laatmiddeleeuwse boerderijen/ woonplaatsen in westelijk ZeeuwsVlaanderen zijn nog niet, of nauwelijks uitgevoerd. Op dit moment voert IDDS een opgraving uit aan de Badhuisstraat ten noorden van Cadzand-Dorp, zodat deze kennislacune binnenkort deels zal worden ingevuld. Niet voor niets is een aantal van deze vindplaatsen aangeduid op de archeologische beleidskaart van de gemeente Sluis. Ook in de Gemeentelijke Onderzoeksagenda Archeologie van de gemeente Sluis (GOAS) neemt het onderzoek naar het platteland in de Late Middeleeuwen een prominente plaats in. Dit geldt ook voor de Provinciale Onderzoeksagenda Archeologie van de Provincie Zeeland (POAZ). De provincie Zeeland voert ook het dijkenproject uit in samenwerking met Erfgoed Zeeland. In de actiepunten van de POAZ staat duidelijk vermeld dat: ‘alle Zeeuwse dijken bij doorsnijding of afgraving archeologisch onderzocht dienen te worden.’ Waterschap Scheldestromen houdt al decennialang rekening met archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen en bekostigt archeologisch onderzoek voorafgaand aan of tijdens bodemverstoring. Nu doorsnijden de ruimtelijke plannen (aanleg persleidingen) drie oude dijken. Onderzoek naar het historisch-archeologische landschap van westelijk Zeeuws-Vlaanderen wordt ook uitgevoerd door studenten en promovendi van de Universiteit Gent en kadert binnen het internationale project ‘Zwinproject. Middeleeuws Brugge en zijn voorhavens,‘ dat ook een breed maatschappelijk draagvlak kent. Hoewel op basis van het bureauonderzoek in het plangebied geen aanwijzingen zijn gevonden voor oude boerderij-erven, kunnen deze weldegelijk ter plaatse aanwezig zijn. Boerderijen of andere resten uit de Nieuwe tijd (vanaf de 16de eeuw) worden op basis van afwezigheid ervan op oude kaarten niet verwacht in het plangebied. Er wordt wel bebouwing aangeduid ter plaatse van de boerderij op de camping de Wachtsluis, maar niet binnen de grenzen van het plangebied. Aangezien nog maar beperkte informatie bekend is over de laatmiddeleeuwse situatie, kan niet worden uitgesloten dat bewoningssporen uit deze periode aanwezig zijn. Volgens de eerste planontwikkeling zouden de drie nog aanwezige dijken worden doorgraven bij de aanleg van de nieuwe persleiding. Het gaat dan om de voormalige zeewerende dijk van de polder Nieuw Voszand/ Nieuw Voslant gelegen onder de huidige straat de Wachtsluis, die in oorsprong kan dateren uit de 12de eeuw, maar in ieder geval ouder leek dan 1423. Toen werd namelijk de Santpolder bedijkt, tegen de zuidwestzijde van polder Nieuw Voslant. De Santpolder moest later door het insnijden van het Zwin merendeels worden prijsgegeven aan de natuur. De voormalige zeewerende dijk van de polder Nieuw Voslant werd toen, de Santpolder deels verloren was gegaan, in 1719 omgevormd tot inlaagdijk. Aangezien de inlaagdijk door overstuivingen met duinzand onbruikbaar werd, is in 1724 een tweede inlaagdijk aangelegd. Deze wordt nu de Noorddijk genoemd. Vroeger stond deze bekend als Ambachtsdijk. De bodemingrepen in deze twee dijken kunnen voor de archeologische onderzoeksagenda’s en de bedijkingsgeschiedenis boeiende nieuwe informatie opleveren, mits er voldoende tijd wordt gereserveerd voor archeologisch onderzoek. Volgens de nieuwste plantekeningen (zie bijlage 1) wordt alleen in de voet van de Noorddijk gegraven en aan de voet van de oude dijk langs de straat de Wachtsluis. Het plangebied is met zo’n 30 meter in het zuidwesten uitgebreid. Daar is op twee luchtfoto’s uit de Tweede Wereldoorlog een opvallende lichte baan zichtbaar. Dit zou een voorloper kunnen zijn van de huidige dijk. Deze werd in 1719 veranderd in een inlaagdijk na de overstroming van de Santpolder. Vermoedelijk is de loop van de dijk hierbij veranderd. Ook zal de bodemingreep de recentere geschiedenis van het gebied raken. Langs het uitwateringskanaal dat in 1871 is aangelegd, bevindt zich een dijk. In het uitwateringskanaal bevond zich tot 1952 een wachtsluis met brug. Ook hiervan kunnen resten worden aangetroffen. Bij de sloop ervan in 1952 zijn waarschijnlijk niet alle ondergrondse resten verwijderd, zodat de aanzet/ resten van het sluishoofd nog in de bodem aanwezig kunnen zijn. Of er bij het uitdiepen van het uitwateringskanaal in 1983 nog resten achtergebleven zijn, is niet duidelijk. De Eerste Wereldoorlog heeft grote impact gehad op de streek, maar vermoedelijk niet geresulteerd in sporen/ resten binnen het plangebied. Tenslotte is op het eind van de Tweede Wereldoorlog (oktobernovember 1944) zwaar gevochten rond het plangebied. Behalve niet gesprongen munitie, kunnen ook schuttersputjes, afval- en munitiedumps aanwezig zijn. Rond het plangebied zijn grote kraters zichtbaar van Geallieerde bombardementen en beschietingen. De bunkers die door de Duitsers aan weerszijden