Naam: Masmin Ma-OenAchternaam: Ma-OenGeboorteplaats: Jakarta, IndonesiëGeboortedatum: 1932Woonplaatsen: Indonesia 1932 - 1946; Nederland 1946 - 1947; Suriname 1947 - 1996; Nederland 1996 -Ik ben geboren op 19 oktober 1932 in Jakarta in de wijk Cawang Timur. Ik ben door mijn 'siwo', de broer van mijn moeder, grootgebracht tot mijn dertiende, veertiende jaar. Toen ik in de vierde klas zat, brak de oorlog uit.Op mijn dertiende jaar werd ik uitgehuwelijkt aan een KNIL-militair: Abdoelsalam. Dat is zo gegaan. Abdoelsalam was een Javaan uit Suriname, maar hij zat voor Nederland in het Koninklijk Nederlands-Indische Leger (KNIL). Hij was in 1944 uitgezonden naar Indonesië om te vechten tegen Soekarno. Ik was in die tijd zelf ook in het leger, maar ik was vóór Soekarno. Mijn oom zat in het verzet. Hij streed tegen de Nederlanders en hij werd gesnapt door Abdoelsalam. Abdoelsalam dreigde mijn oom dood te schieten of aan te geven, maar hij beloofde hem te sparen als mijn oom mij aan hem zou geven. En zo werd ik gedwongen om met hem te trouwen en heb ik mezelf opgeofferd voor het leven van mijn oom.In november 1945, na de onafhankelijkheid van Indonesië, trouwde ik met Abdoelsalam en in 1946 zijn we met een oorlogsschip naar Nederland vertrokken.
In Nederland verbleven wij in Zandvoort in barakken met allemaal KNIL-militairen. Daar heb ik bijna een jaar gewoond, totdat de dag aanbrak dat wij naar Suriname vertrokken. Wij reisden met de boot ‘Blauwfontein’. De reis duurde ongeveer twee weken.
Na aankomst in Suriname werden wij van de haven met een bus naar het huis van Abdoesalams moeder in Braamshoop gereden: een plaats dichtbij Lelydorp. Toen ik de volgende ochtend wakker werd, zag ik dat het huis niet meer was dan een gubug (hut, optrekje). Ik was ontsteld.Abdoelsalam had mij voor ons vertrek uit Nederland voorgehouden dat we alleen drie maanden met vakantie zouden gaan en dat hij koeien had en een huis, maar in feite had hij niets. Ik was pas veertien, maar hoe kon ik zo naïef zijn? Ik kon niet slapen, ik kon niet eten. Ik zei tegen hem: ‘Salam wanneer gaan wij hier weg? Wanneer gaan wij terug?’ Hij zei steeds: ‘Tunggu, tunggu' (wacht, wacht).
In Suriname heb ik 'gepinaard' (getobd). Ik hield niet van Abdoesalam. Hij kreeg geld van het KNIL-leger, maar hij dobbelde. Hij verkocht mijn batik, mijn kains (batikstoffen) om te dobbelen. Ik kon niets doen. Ik had niemand, geen familie. Ik was alleen, Suriname is niet mijn land.
Ik ben uiteindelijk bij Abdoesalam weggegaan voor een andere man. Deze man, Geger Bakri Samiran werkte op Wageningen bij de machinale landbouw. Hij at bij ons. Ik kookte voor hem tegen betaling; elke fortnight kreeg ik 25 Surinaamse guldens. Mijn man was jaloers. Als Geger weer wegging, mishandelde hij mij. Ik voelde wel dat Geger iets voor mij voelde. Ik hield van dansen en hij danste graag met mij. Op een dag liet hij dat merken. Ik had schoon genoeg van de slechte behandeling van mijn man en ik maakte met Geger een afspraak om naar hem toe te gaan. Abdoelsalam heeft uit alle macht geprobeerd om mij terug te laten komen. Maar uiteindelijk leefde ik vanaf 1953 tot 1969 samen met Geger Samiran en kreeg ik zeven kinderen van hem.Onze jongste dochter was pas twee jaar toen hij mij in 1969 verliet. Hij verliet mij, omdat een vrouw uit Nickerie hem in haar macht had met 'kroi' (goena goena). Ondertussen had ik twee nichten uit Indonesië die met KNIL-militairen, een Creool en een Javaan, mee waren gekomen naar Suriname. Een van hen heeft mij opgevangen in de stad. De kinderen bleven bij hun vader en ik heb heel lang geen contact met hen gehad. Dat was heel zwaar.
In 1986 was ik voor twee maanden in Nederland. Ik ben toen niet gebleven, hoewel mijn kinderen al hier waren. In 1996 kwam ik opnieuw naar Nederland, omdat mijn zoon mij hierheen haalde. Ik besloot te blijven. In 1998 kreeg ik mijn Nederlandse nationaliteit. Ik had al mijn bewijzen meegenomen en heb een advocaat in de hand genomen om de Nederlandse nationaliteit voor mij te regelen. Ik heb kunnen bewijzen dat ik hier was in 1946 en dat ik met een KNIL-militair getrouwd was. Zodoende mocht ik blijven en heb ik uiteindelijk de Nederlandse nationaliteit gekregen.
In Nederland kwam ik in contact met mijn vroegere vriendinnen, die in Den Haag woonden. Door deze contacten heb ik in 2001 een woning gekregen in de woongemeenschap Bangun Trisno voor Javaanse ouderen in Den Haag. Hier in de woongroep heb ik rust gevonden. Ik vind het prettig wonen hier, ik ben hier gelukkig.
Wat ik leuk vind is dansen, dat is mijn hobby. Ik doe heel graag de 'poco-poco' [line dancing]. Ik heb dat geleerd van mensen die les gaven op de Indonesische ambassade. Nu doe ik de 'poco-poco' zoveel mogelijk en geef ik ook les aan anderen. Zo hou ik mezelf blij en fit.
Date Submitted: 2011-05-04
Tot aan 1939 werden circa 33.000 Javanen naar Suriname overgebracht. Na hun contractperiode vestigde de meerderheid zich in Suriname. Slechts een minderheid keerde terug naar Indonesië. De meest beschreven terugkeer is de georganiseerde repatriëring in 1954 van circa 1000 personen naar Indonesië. Deze bestond uit Javaanse ex-contractarbeiders en hun in Suriname geboren (klein)kinderen. Tegen beter weten in kwamen zij niet terecht op Java, maar in Tongar, een plaatsje in West-Sumatra. Daar bleven de meesten niet lang. Hun zoektocht naar een beter leven bracht hen naar andere plaatsen in Indonesië: Pekanbaru, Padang, Medan, Jambi, Jakarta, maar ook opnieuw naar Suriname.Veel minder bekend is de groepsmigratie in 1953 van enkele tientallen Javanen naar het buurland Frans Guyana. Vermoedelijk zijn tot aan het eind van de jaren 60 nog meer personen in groepsverband naar Frans Guyana vertrokken. Tijdens de Surinaamse binnenlandse oorlog weken ook Javanen, vooral vanuit Moengo en Albina, naar Frans Guyana uit. Volgens de Franse bevolkingsgegevens van 2005 wonen momenteel zo’n 1900 Javanen in Frans Guyana.De meest recente omvangrijke landverhuizing van Javaanse Surinamers vond plaats vóór de onafhankelijkheid van Suriname in 1975, dit keer uit Suriname naar Nederland. In de ban van politieke leiders die van mening waren dat de onafhankelijkheid niet goed zou uitpakken voor de positie van de Javanen, vertrokken circa 22.000 Javanen naar Nederland. Onder hen bevonden zich ook degenen die het eerder hadden geprobeerd in Indonesië en in Frans Guyana.Deze meervoudige migratie van de Surinaamse Javanen, is het onderwerp van het levensverhalen project Javaanse Migratie en Erfgoedvorming in Suriname, Indonesië en Nederland. Om van de meervoudige migratiebewegingen en de persoonlijke ervaringen van de Javaanse migranten een helder beeld te krijgen, is een oral history-project opgezet rondom migratie en erfgoedvorming onder de Javanen in Suriname, Indonesië en Nederland.Aan dit project werkten het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) en de Stichting Comité Herdenking Javaanse Immigratie (STICHJI) samen.De interviews zijn te beluisteren op de website van Javanen in Diaspora, de metadata en de samenvattingen van de interviews zijn opgeslagen in EASY.