ADC ArcheoProjecten heeft in september 2017 een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de locatie De Vliedberg in Ouddorp, gemeente Goeree-Overflakkee. De aanleiding van het onderzoek is de voorgenomen bouw van 17 bungalows en een appartementencomplex.Voor het onderhavige plangebied is in 2010 een bureauonderzoek opgesteld. Op basis van de resultaten van dit onderzoek en gegevens die zijn verkregen tijdens een in het zuidelijk deel van de locatie uitgevoerd booronderzoek gold de volgende archeologische verwachting: Archeologische resten van vóór de Romeinse tijd worden niet verwacht. In het plangebied heeft in de Romeinse tijd namelijk een getijdegeul gelopen. Eventuele oudere resten zullen daarom door erosie en verspoeling verloren zijn gegaan. Uit de Romeinse tijd kunnen mogelijk nog resten van beschoeiingen of kadewerken aangetroffen worden, uit de periode dat deze geul actief was. Op basis van informatie verstrekt door de gemeente Goeree-Overflakkee zijn nabij de zuidoostgrens van het plangebied, in de jaren 30, resten van een Romeinse boot, wapentuig en een helm gevonden. Deze bevonden zich op 80 à 90 cm –mv. Eventuele resten uit de Romeinse tijd binnen het plangebied worden daarom op een vergelijkbare diepte verwacht. Na de Romeinse tijd ontstond rondom Ouddorp een gordel van lage duintjes. Binnen deze duinafzettingen kunnen archeologische resten uit de Vroege en Late Middeleeuwen voorkomen. De verwachting voor de Late Middeleeuwen is relatief hoog, gezien de archeologische vondsten in de directe omgeving van het plangebied, en deze verwachting hangt samen met de ontwikkeling van het huidige Ouddorp. Voor de Nieuwe tijd geldt op basis van het historische kaartmateriaal een lage verwachting voor resten van bewoning. Het plangebied werd namelijk pas in de jaren ’70 van de 20e eeuw bebouwd. Wel geldt een zeer hoge verwachting voor perceelsgreppels.In 2005 is in de zuidpunt van het plangebied een booronderzoek uitgevoerd, waarbij is vastgesteld dat de bodem tot minstens 1,3 m –mv is verstoord. In 2011 is bovendien een booronderzoek uitgevoerd, waarbij twee boringen ten westen van de onlangs gesloopte bebouwing zijn geplaatst.Ter hoogte van deze boringen was de bodem verstoord tot ca. 2,2 m –mv, als gevolg van de aanwezigheid van een gedempte sloot. In het overige deel van het toenmalige plangebied was de bodem tot minstens 1,1 m –mv (gemiddeld ca. 1,4 m –mv) verstoord. De duinafzettingen waren ten tijde van deze onderzoeken grotendeels omgewerkt.Op basis van bovengenoemde informatie is, in overleg met de gemeente Goeree-Overflakkee, vastgesteld dat nog niet voldoende informatie beschikbaar is om uitspraken te kunnen doen over de mate van verstoring van de bodemopbouw in het noordoostelijke deel van het plangebied.Vandaar dat een verkennend booronderzoek is uitgevoerd om deze verwachting te toetsen en aan te vullen.Tijdens het verkennende booronderzoek is bevestigd dat het plangebied in een voormalige getijdegeul ligt. Vanaf 1,7 à 2,7 m –mv zijn geulafzettingen aangetroffen, behorende bij het Laagpakket van Walcheren. De geulafzettingen bestaan uit matig grof zand met kleilagen.Hierboven bevindt zich een verstoord pakket dat onderin uit matig grof zand bestaat, dat naar boven toe overgaat in matig fijn zand. Waarschijnlijk bestaat dit pakket uit de oorspronkelijk aanwezige geulafzettingen, vermengd met de bovenliggende duinafzettingen. Aangezien het bodemprofiel tot in de geulafzettingen is verstoord, zijn archeologisch relevante lagen niet meer intact. Archeologische resten worden om deze reden niet meer verwacht in het plangebied.
Een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek
