Steegseweg fase 2

DOI

In opdracht van Econsultancy bv heeft ADC ArcheoProjecten een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Steegseweg fase 2 in Beek (gemeente Montferland). In het plangebied is een bestemmingsplanwijziging voorzien ten behoeve van de ontwikkeling van een nieuwbouwwijk. De oppervlakte van het plangebied is ca. 2,9 ha. Het onderzoek was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast.Het plangebied ligt op de flank van een dekzandrug. Volgens de bodemkaart komen er in vrijwel het hele plangebied beekeerdgronden voor. Gebieden waar beekeerdgronden voorkomen zijn in het algemeen pas in de loop van de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd ontgonnen en in gebruik genomen als akker- en graslanden. Hierbij is toen ook een plaggendek opgebracht en het zal dus een jong esdek betreffen.Alleen voor het uiterst oostelijk deel van het plangebied wordt een dik esdek verwacht verwacht. De relatief hogere delen van de dekzandruggen waren al vanaf het Laat-Paleolithicum geschikte locaties voor (tijdelijke) bewoning en vanaf het Neolithicum voor landbouwactiviteiten. Hierdoor kunnen voor dit (kleine) deel van het plangebied archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden tussen het Laat-Neolithicum en de Nieuwe tijd. De kans op het voorkomen van de resten is hoog. De archeologische resten komen voor onder het esdek en in de top van de oorspronkelijke bodem en zullen vermoedelijk goed geconserveerd zijn.Volgens de bodemkaart komen er beekeerdgronden voor in het plangebied; dit zijn relatief laag gelegen zandgronden, met een humeuze bovengrond dunner dan 50 cm. Onder deze humeuze bovengrond komt een overgangshorizont voor. Dit profiel is in de meeste boringen ook waargenomen. Alleen ter plaatse van boring 1, 2 en 10 hebben we volgens de bodemkaart te maken met hoge zwarte enkeerdgronden - relatief hoog gelegen zandgronden met een humeus dek dikker dan 50 cm. In deze drie boringen is inderdaad een dergelijk profiel aangetroffen. Er moet echter wel opgemerkt worden dat van de podzolvorming (A-E-B-C sequentie) niks meer te zien is: de E- en B- horizont zijn nergens waargenomen.In boring 8 en 11 zijn in het humeuze dek houtskool, aardewerk en baksteen aangetroffen. Het aardewerk scherf en baksteen kunnen waarschijnlijk gedateerd worden in de Late-Middeleeuwen of de Nieuwe tijd. Het is niet zeker of deze vondsten duiden op de aanwezigheid van archeologische waarden. Mogelijk betreft het op het land gebracht materiaal dat door ploegen dieper in de bodem terecht is gekomen.Op basis van het landschap verwachten we onder het humeuze dek een veldpodzol aan te treffen; de gemiddelde dikte hiervan is 50 cm. Omdat de A-E-B-C sequentie niet meer is waargenomen kunnen we ervan uit gaan dat de bovenste 50 cm is afgeplagd voordat het huidige jonge esdek werd aangelegd. Op basis van deze informatie geven we een verwaarloosbaar kleine verwachting voor het Laat-Paleolithicum tot en met de Romeinse Tijd en een hoge verwachting voor Middeleeuwen en Nieuwe tijd.ADC ArcheoProjecten adviseert om in enkele delen van het plangebied aanvullend archeologisch onderzoek uit te voeren, door middel van het aanleggen van proefsleuven (IVO-P), teneinde gaafheid, omvang, datering en conservering van archeologische resten te onderzoeken. Het gaat om de regio’s die oorspronkelijk hoger gelegen zijn in het (dekzand)landschap en om de regio’s rondom de boringen waarin een archeologische indicator is aangetroffen. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE).In de oorspronkelijk lager gelegen delen van het plangebied adviseert ADC ArcheoProjecten om geen aanvullend archeologisch onderzoek uit te voeren. Wat betreft de archeologie is er hier geen belemmering om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat in deze delen toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij het bevoegde overheid, zoals aangegeven in de Monumentenwet.Over dit advies dient contact opgenomen te worden met dhr. drs. M. Kocken.Reactie M. Kocken, regionaal archeoloog op 11 november 2008: Op basis van de resultaten en de in het gecombineerde rapport getrokken conclusie, is in een deel van het plangebied een vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven gewenst.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zjb-3evb
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-zjb-3evb
Provenance
Creator S. Nederpelt; R.M. van der Zee
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor J.W. Beestman; ADC ArcheoProjecten
Publication Year 2020
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact J.W. Beestman (ADC)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/pdf; text/xml
Size 301990; 8617; 8189; 798; 3631
Version 1.0
Discipline Humanities