In de zuidelijke berm van de Alberdaweg zijn resten aangetroffen van een oud bestratingsniveau van baksteen dat is gelegd op een dunne vlijlaag van schone klei. Het betreft een voetpad of mogelijk een jaagpad. Onder deze vlijlaag is overal in het plangebied een oudere dijkverstevigingslaag aanwezig. Deze is opgebouwd uit een mengsel van klei en zand met baksteengruis, grind en mortel en vormt een dijklichaam van circa 0,5 tot 1 m dikte. Hieronder ligt natuurlijke klei. In deze natuurlijke klei zijn resten aangetroffen van een oudere, houten kadebeschoeiing. Van deze kadebeschoeiing zijn alleen nog enkele staanders in het vlak aangetroffen. De kade functioneerde vermoedelijk tot op het moment dat de dijkverstevigingslaag werd opgebracht, maar werd vervolgens afgebroken met uitzondering van deze diep in de klei gedreven palen. Er zijn immers geen onderdelen van de daadwerkelijke keerwand aangetroffen.De bovenzijde van de natuurlijke kleilaag is betreden en enigszins verrommeld vóór het moment dat de dijkverstevigingslaag werd opgeworpen. In deze laag is ook enig vondstmateriaal aangetroffen, waaronder een koperen cent of halve cent uit 1837. De dijkverstevigingslaag moet daarom zijn opgeworpen rond het midden van de 19e eeuw. Deze dijk was echter aanvankelijk niet voorzien van een bakstenen bestratingsniveau. Ter hoogte van huisnummer 8 ligt namelijk onder deze bakstenen bestrating nog een ouder enkelsteens toegangspad van het toenmalige huis naar de kade. Dit pad ligt stratigrafisch gezien in de top van de verstevigingslaag en daarmee onder de vlijlaag van het latere voetpad.Er zijn geen aanwijzing gevonden voor een ouder dijklichaam. Het is in theorie mogelijk dat een dijk met natuurlijke klei is opgehoogd, maar deze ophoging kan in het huidige profiel niet meer dan 30 cm zijn geweest, aangezien op die diepte onder de dijkverstevigingslaag al gelaagde kwelderafzettingen voorkomen. De vondst van de houten palen in de natuurlijke klei duidt er mogelijk op dat er helemaal geen ouder dijklichaam is geweest, maar dat de waterkering enkel bestond uit een kadebeschoeiing. De aangetroffen restanten van de houten kadebeschoeiing dateren mogelijk uit de 18e tot en met (eerste helft) 19e eeuw, maar het is mogelijk dat deze waterkering op deze plaats al in de late middeleeuwen aanwezig was. De archeologische begeleiding vormt de laatste fase van onderzoek binnen de Archeologische Monumentenzorg. Vervolgonderzoek of nadere aanbevelingen zijn derhalve niet aan de orde.