InleidingIn het kader van het project Ruimte voor de Rivier zal tussen Veessen en Wapenveld een nevengeul voor de IJssel worden gerealiseerd door middel van het aanleggen van twee dijklichamen. In perioden met een grote afvoer zal het IJsselwater door deze nevengeul in noordelijke richting worden geleid. De grondwerkzaamheden die met deze aanleg gepaard gaan, kunnen eventueel aanwezige archeologisch resten verstoren. Uit diverse vooronderzoeken zijn in totaal 23 archeologische onderzoeksgebieden gedefinieerd, waarvan er op dit moment vier zijn vrijgegeven. Voor de overige negentien terreinen is in een Programma van Eisen een onderzoeksstrategie omschreven. In opdracht van Boskalis BV/IJsselweide heeft ADC ArcheoProjecten een karterend booronderzoek uitgevoerd in onderzoeksgebied 5, 7, 14, 20, 21, 22 en 23, een aanvullend karterend booronderzoek in gebied 1 en 18 en een proefsleuvenonderzoek in deelgebied 2 en 10A. De verschillende typen onderzoek hebben in samenhang als overkoepelende doelstelling meer inzicht te verwerven in de precieze betekenis, ouderdom, omvang, diepteligging en kwaliteit (informatiegehalte) van het aanwezige bodemarchief en op basis van deze kennis te voorkomen dat ongezien en ongemerkt belangrijke archeologische en landschappelijke informatie verloren gaat.Resultaten Bij het (aanvullend) karterend booronderzoek zijn in drie onderzoeksgebieden archeologische indicatoren aangetroffen in één of meerdere boringen. In deelgebied 1 zijn twee aardewerkfragmenten uit het Neolithicum of uit de Bronstijd gevonden in boring 16 en 17. In boring 111 in onderzoeksgebied 18 is een stuk vuursteen gevonden en in gebied 23 hebben boringen 118 en 122 houtskoolfragmenten opgeleverd.Voor die delen van de onderzoeksgebieden waar archeologische indicatoren zijn aangetroffen, wordt geadviseerd om een inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven uit te laten voeren teneinde aard, datering, omvang, gaafheid en conservering van de vindplaatsen vast te kunnen stellen.In verschillende (delen van) onderzoeksgebieden zijn bij het booronderzoek geen archeologische indicatoren aangetroffen, maar was wel sprake van een intact dekzandprofiel. Het ontbreken van archeologische indicatoren hoeft hier niet te betekenen dat er geen vindplaatsen aanwezig zijn, maar kan ook debet zijn aan de gebruikte onderzoeksmethode. Omdat in die (delen van) onderzoeksgebieden met een intact dekzandprofiel de kans op het aantreffen van een archeologische vindplaats onverminderd groot is, wordt geadviseerd om op deze locaties vervolgonderzoek uit te laten voeren door middel van een intensieve archeologische begeleiding. Het betreft een deel van onderzoeksgebied 1, 5, 18, 22 en 23 en geheel onderzoeksgebied 14.Er zijn ook onderzoeksgebieden waar geen archeologische indicatoren of andere aanwijzingen voor menselijke bewoning zijn aangetroffen waar geen hoge archeologische verwachtingswaarde (meer) voor geldt. Voor heel onderzoeksgebied 7, 20 en 21 en delen van 5 en 22 wordt geadviseerd om deze vrij te geven voor ontwikkeling.Bij het proefsleuvenonderzoek zijn in deelgebied 2 twee vondststrooingen aangetroffen met aardewerk, vuursteen, natuursteen en dierlijk botmateriaal. Op basis van het aardewerk zijn deze in de Late Bronstijd te dateren. Tussen beide strooiingen in is een zone aangetroffen met meerdere paalkuilen langs een geul.Deze sporen wordt op basis van twee 14C-dateringen in de Middeleeuwen-Nieuwe tijd gedateerd.In deelgebied 10A zijn sporen uit verschillende perioden aangetroffen. Sporen en vondsten zijn gedaan op de top en op de flank van een rivierduin. Op basis van de analyse van het aardewerk blijkt dat de sporen in werkput 1 en 2 dateren uit de (Laat-)Romeinse tijd, Vroege, Volle en Late Middeleeuwen.Paalkuilen en een mogelijke waterput duiden op een erf of nederzetting in de directe omgeving en verschillende greppels kunnen samenhangen met de inrichting van het landschap (ontginning, verkaveling, erf- of perceelsgrens). In hoeverre er sprake is van bewoningscontinuïteit vanaf de Romeinse tijd tot en met de Late Middeleeuwen is op basis van de huidige resultaten niet te zeggen.Deze gegevens kunnen in het licht van de middeleeuwse kern van het gehucht Vorchten een bijzonder belangrijke bijdrage leveren aan de bewoningsgeschiedenis van dit deel van het IJsseldal.Daarnaast lijkt er in werkput 3 op de flank van het rivierduin een vindplaats uit de prehistorie aanwezig.Het aardewerk uit de zeefvakken kan gedateerd worden in de late prehistorie (einde van de Bronstijd), maar (een deel van) de vuurstenen artefacten zouden ook veel vroeger kunnen zijn gemaakt; in de Midden- of Late Steentijd.De vindplaatsen die bij het proefsleuvenonderzoek in deelgebied 2 en 10A zijn aangetroffen, zijn op basis van hun fysieke en inhoudelijke kwaliteit als behoudenswaardig aan te merken. Uitgangspunt bij behoudenswaardige vindplaatsen is om deze, indien mogelijk, zoveel mogelijk in situ te behouden.Het selectieadvies luidt dan ook om de vindplaatsen in situ te behouden. Wanneer behoud in situ niet mogelijk is, dan dient behoud ex situ, door middel van een vlakdekkende opgraving plaats te vinden.
Hoogwatergeul Veessen-Wapenveld, gemeenten Heerde en Olst-Wijhe