Inleiding
In opdracht van ARK Rewilding Nederland en OmniVerde heeft RAAP in oktober 2024 een
archeologisch bureau- en verkennend booronderzoek uitgevoerd voor het plangebied Eyserbosweg te
Eys in de gemeente Gulpen-Wittem. Het onderzoek vond plaats in het kader van een
omgevingsvergunning, met betrekking tot natuurinrichting (het graven van zogenaamde swales:
greppels voor waterberging).
Resultaten
Het plangebied ligt op de geologische formatie van Maastricht, die bestaat uit zachte, zandige
kalksteen (“mergel"). Bovenop deze formatie ligt het laagpakket van Schimmert, dat bestaat uit löss.
Volgens de geomorfologische kaart ligt het uiterste noordelijke deel van het plangebied op een plateau;
de rest ligt op een steile helling (afbraakwand). In het oosten is de Eyserbosweg gedeeltelijk een holle
weg. Volgens de bodemkaart komen er in het vlakke noordelijke deel radebrikgronden in löss voor, en
op de helling ten zuiden ervan kalksteenhellinggronden. Het booronderzoek heeft uitgewezen dat er
vrijwel overal in het plangebied sprake is van colluvium. In bijna de helft van de boringen is er ook een
Bt-horizont (bergbrikgrond) aangetroffen. Het colluvium en/of de Bt-horizont liggen direct boven de
mergel.
Het plangebied maakt deel uit van een archeologisch gezien zeer rijke zone met vooral resten van
jager-verzamelaars uit het laat paleolithicum, mesolithicum en neolithicum (resp. late-, midden- en
nieuwe steentijd) . Daarbij gaat het steeds om stenen werktuigen, die wijzen op bewoning
(kampementen) in de buurt of ter plaatse. Heel bijzonder zijn de overblijfselen uit de laat-paleolithische
magdalenien cultuur, waarvan verder bijna niets bekend is in ons land. De archeologische monumenten
(d.w.z. delen ervan) met deze steentijd resten bevinden zich in het noorden van het plangebied. Dit is
een vlakke zone direct boven een steile helling (een zogenaamde afbraakwand). Die wand was niet
geschikt voor bewoning en de drie vindplaatsen aldaar betreffen waarschijnlijk stenen artefacten die
van boven (vanaf het vlakke deel) zijn verplaatst.
Gezien zowel de monumenten als de vindplaatsen gerelateerd aan jager-verzamelaars uit de steentijd
in en nabij het vlakke noordelijk deel van het plangebied mag het duidelijk zijn dat er hier sprake is van
een zone met een zeer hoge verwachting voor vindplaatsen (kampementen) van jager-verzamelaars.
Bovenaan en langs de helling had men immers een perfect uitzicht op het wild beneden in het dal. Voor
het overige deel geldt er vanwege de steile en erosie een lage verwachting voor vindplaatse n van
jager-verzamelaars.
Voor landbouwers geldt er vanwege de vruchtbare löss in het noordelijk deel eerder een middelhoge
dan een hoge verwachting. Er zijn immers geen vindplaatsen van landbouwers bekend in het
plangebied, en slechts een paar erbuiten. Ook hier geldt er vanwege de helling en erosie een lage
verwachting voor de rest van het plangebied.
Conclusie & advies
Er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Het is duidelijk dat het bij de neolithische
vindplaatsen op de helling nabij de swales (nrs. 3204621100 en 804011100: zie figuur 12), bestaande
uit stenen werktuigen die aan het oppervlak zijn gevonden om materiaal uit het colluvium gaat. Het
betreft hier dus geen resten van bewoning, maar om verspoeld materiaal, hoogstwaarschijnlijk
afkomstig van de steentijdmonumenten op het vlakke deel boven (ten noorden van) de hellingen.
Het voorkomen van een Bt-horizont was onverwacht: op de (zeer) steile hellingen (hellingklassen C t/m
E: 8-25%) werden (zoals ook volgens de bodemkaart) hellinggronden verwacht. Het is niet duidelijk hoe
zich een dergelijke horizont zich hier heeft kunnen ontwikkelen. Het is wel duidelijk dat dit steile gebied
zich niet leent voor bewoning in het verleden; zoals nu nog steeds, is het eigenlijk alleen geschikt voor
weiland en/of bomen. Dat wil zeggen dat de archeologische verwachting laag is.
Vanwege de lage verwachting wordt verder archeologisch onderzoek niet zinvol geacht.
Dit rapport geeft (selectie)adviezen. Het is aan de bevoegde overheid, de gemeente Gulpen-Wittem,
deze al dan niet over te nemen in de vorm van een (selectie)besluit.