In opdracht van de gemeente Wijk bij Duurstede via de Milieudienst Zuidoost-Utrecht heeft ADC ArcheoProjecten een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor het plangebied De Kamp in Cothen (gemeente Wijk bij Duurstede). In het plangebied zullen woningen worden gebouwd. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van een projectprocedure ten behoeve van een wijziging in het bestemmingsplan en was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast.Eerder uitgevoerd bureauonderzoek (2001) wees uit dat de bodem ter hoogte van het plangebied bestaat uit oever- en beddingafzettingen van de Kromme Rijn. Er gold een hoge kans op het aantreffen van archeologische waarden uit de IJzertijd tot en met de Late Middeleeuwen in de top van de oeverafzettingen. Tijdens het eveneens in 2001 uitgevoerde booronderzoek bleek dat de oeverafzettingen tot een aanzienlijke diepte zijn verstoord (gemiddeld 0,9 m -mv). Hieruit werd geconcludeerd dat eventueel aanwezige sporen grotendeels vernield waren. Het booronderzoek leverde destijds geen archeologische indicatoren op.Uit recent onderzoek ter hoogte van de locatie Dorpsstraat-hoek Uitveld is echter gebleken dat er zich onder het humeuze ophogingspakket nog archeologische resten kunnen bevinden. Daarom heeft de bevoegde overheid bepaald dat er alsnog een inventariserend veldonderzoek door middel van karterende boringen dient plaats te vinden.De onderste, tijdens het booronderzoek aangetroffen zandlaag is geïnterpreteerd als beddingafzettingen van de Kromme Rijn. Het pakket dat daarboven werd waargenomen, vormt de oeverafzettingen van dezelfde meandergordel. In dit niveau werden diverse archeologische indicatoren waargenomen. Behalve fragmenten verbrande klei en houtskool (zie afbeelding 2), werd een aantal fragmenten gebruiksaardewerk geborgen. Veel van deze fragmenten bleek niet dateerbaar, maar een prehistorische datering kon niet worden uitgesloten. Wel was duidelijk, dat één fragment in de Vroege Middeleeuwen, één fragment in de Late Middeleeuwen en één fragment in de Vroege of Late Middeleeuwen kon worden gedateerd.De relatief donker gekleurde laag in de boringen 27, 40, 42, 45, 50 en 52 werd uitsluitend aangetroffen in boringen met archeologische indicatoren (verbrande klei en/of houtskoolfragmenten) en kan hiermee als cultuurlaag worden geïnterpreteerd.ADC ArcheoProjecten adviseert om in de gebieden met een hoge archeologische verwachting een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van het aanleggen van proefsleuven (IVO-P), teneinde gaafheid, omvang, datering en conservering van archeologische resten te onderzoeken.De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE). Vooruitlopend hierop, kan in dit stadium worden opgemerkt, dat het voor de hand ligt om in ieder geval één werkput aan te leggen ter plaatse van de in elkaars verlengde liggende boringen 37, 50 en 62.Het is niet uit te sluiten dat buiten de vindplaats toch nog archeologische resten voorkomen. Daarom merken wij op dat het aanbeveling verdient om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in de Monumentenwet 1988 en de Wet op de Archeologische Monumentenzorg.
Een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een karterend booronderzoek